Algemene inleiding: Tawhîd (Islamitische monotheisme)

Home Page

Door Drs.I.Bayrak 

INHOUD

Inleiding

Tawhîdu-r- Rububiyyah en Tawhîdu-l -`Uluhiyyah

Shirk-i Rububiyyah en Shirk-i-`Uluhiyyah

Inleiding

De lof is aan Allaahu Ta`ala . Wij prijzen Allaahu Ta`ala en vragen Zijn hulp en vergiffenis. Wij zoeken onze toevlucht bij Allaahu Ta`ala voor al het kwade die van de shaytan (satan) en onze nafs (ego) komt. Als Allaahu Ta`ala iemand op de rechte weg leidt, is niemand in staat hem te misleiden. En als Allaahu Ta`ala iemand misleidt, is niemand in staat hem op het rechte pad te krijgen. Wij getuigen dat er geen godheid is dan Allaahu Ta`ala en wij getuigen ook dat Muhammad (sas) Zijn dienaar en Zijn Gezant is.

As-salaat (gebeden) en as-salaam (groetenis) zijn voor de laatste der Rasoel (Boodschapper) en de Nabie (profeet) van Allaahu Ta`ala, Muhammad Mustafa (sas). As Salaam aan hem die de mensheid uit de duisternis van ongeloof en onrecht heeft gehaald en As Salaam aan een ieder die zijn boodschap volgt.

Het woord "tawhîd" betekent letterlijk één maken of verenigen. In de Shari`ah (Islâmitische wetgeving) betekent het: Allâhu Ta`alau Ta`alas eenheid erkennen (monotheïsme) en geloven dat Allâhu Ta`alau Ta`ala noch deelgenoten heeft in Zijn wezen (zât), noch in Zijn eigenschappen (sifât) en noch in Zijn werken (fi`il). In de Islâm is `Ilmu-t-Tawhîd of 'Ilmu-l `aqîdah (de wetenschap van de geloofsleer) de wetenschap die zich bezig houdt met de ongeziene zaken (ghayb) zoals Allâhu Ta`alau Ta`alas Zijn, Zijn Eenheid, Zijn Eigenschappen en Zijn Werken, profeetschap, openbaring, engelen, hiernamaals, raadsbesluit, etc. Het doel van deze wetenschap is de mensen hier op aarde en in het hiernamaals tot het eeuwige geluk te leiden. Het is het belangrijkste onderwerp in de Islâm, het omvat zelfs de gehele Islâm. Het vormt de basis en de essentie voor alle zaken in de Islâm, zoals Rasûlu'llâh (sas) gezegd heeft:" De tawhîd is het hart van alle goede dingen ". Zelfs elk twijfel over de onderwerpen van deze wetenschap kan een muslim in de afgrond van het ongeloof (kufr) brengen. Daarom hebben de 'ulamâ'(Islamitische geleerden) door de eeuwen heen met uiterst aandacht en voorzichtigheid op dit onderwerp stilgestaan.

De essentie en het fundament van alle monotheïstische godsdiensten, dus ook van de Islâm, is het geloven in Allâhu Ta`alau Ta`ala. Dit wordt zowel door de Qur'ân als de ahadîth (e.v. hadîth: overlevering) van Rasûlu'llâh (sas) duidelijk bevestigd. Het geloven aan al de overige zuilen van het geloof (îmân), zoals het geloven aan Allâhu Ta`alau Ta`alas engelen (malâika, e.v. malak), aan Zijn Boeken (kutub, e.v. kitâb), aan Zijn Gezanten (rusul, e.v. rasûl), aan de Laatste Dag (yawmu'l akhirah) en aan de Beschikking (qadar), m.a.w. het feit dat het goede en het slechte van Allah komt, is het gevolg van het geloven aan Allah.

 

Tawhîdu-r- Rububiyyah en Tawhîdu-l -`Uluhiyyah

Volgens Imâm Shah Waliyullâh Dahlawî, een islamitische geleerde die in de achttiende eeuw in de voormalige India leefde, bestaat tawhîd uit vier niveaus:

1) Allâhu Ta`alau Ta`ala als "Wâdjibu'l Wudjûd " erkennen (m.a.w. Allâhu Ta`alau Ta`alas Bestaan is alleen door Zichzelf en Hij is van niemand afhankelijk).

2) Geloven dat Allâhu Ta`alau Ta`ala de Schepper van het gehele heelal is, en van alles wat daarin is.

3) Geloven dat Allâhu Ta`alau Ta`ala alle schepselen die zich op aarde en de hemelen bevinden regelt en continueert.

Hieronder zullen we het vierde punt behandelen die Imâm Shah Waliyullâh Dahlawî, Imâm Ahmad Ibni Taymiyyah en zijn leerling Ibnu-l Qayyîm over tawhîd zeggen.

Tawhîd is volgens deze drie imâms in twee gradaties te onderscheiden:

1) Tawhîdu-r- Rububiyyah: het erkennen van Allâhu Ta`alau Ta`ala als Rabb (de Meester, de Opvoeder, de Heer van de schepping en de Instandhouder van het geschapene) en het belijden van de éne, Almachtige Rabb.

2) Tawhîdu-l -`Uluhiyyah: het belijden en dienen van Allâhu Ta`alau Ta`ala als de Enige Godheid (Ilâh) aan wie we om hulp vragen.

De eerste eenheid (tawhîdu-r- Rububiyyah) beleden ook de arabieren uit de tijdperk der onwetendheid (djahiliyyah). Maar de tweede eenheid is alleen voor de Islâm kenmerkend. Volgens Ibni Taymiyyah behoren de bovengenoemde eigenschappen aan Allâhu Ta`alau Ta`ala maar ze zijn wel twee van elkaar gescheiden termen: er is een onderscheid tussen Rabb (Heer) en Ilâh (godheid). Allâhu Ta`alau Ta`ala is de Rabb van de werelden, m.a.w. Hij is de Heer van de muslims, joden, christenen, atheïsten, alle levende en levenloze dingen; kortom de Heer van alles. Hij is tegelijkertijd ook Ilâh maar dan wel van de muslims. Immers alleen de muslims vereren en dienen Allâhu Ta`alau Ta`ala als hun Godheid (Ilâh) op de manier zoals Allâhu Ta`alau Ta`ala het werkelijk wil en de rest van de mensheid niet. Daarom moeten de muslims alles in naam van Allâhu Ta`alau Ta`ala vragen, alleen op Hem vertrouwen en Hem vrezen.

Het feit dat Allâhu Ta`alau Ta`alas dienaren alleen Hem dienen, bewijst dat Hij de Enige is die aanbeden moet worden, m.a.w. uit Tawhîdu-l `uluhiyyâh ontstaat de tawhîdu-r rububiyyah en niet andersom. In de Qur'ân worden de beide soorten tawhîds uitgebreid behandeld. We kunnen zelfs zeggen dat de gehele Qur'ân van begin tot eind om deze twee soorten tawhîds draait: de Qur'ân is één lange prediking over Allâhu Ta`alau Ta`alas Wezen (Zât), Zijn Namen (Asmâ'), Zijn Eigenschappen (Sifât) en Zijn werken (Fi'îl). De Qur'ân nodigt de mensen uit tot aanbidding van de enige godheid, die geen deelgenoten, noch overeenkomstige, noch gelijkende, noch tegengestelde, en noch tegenstander heeft, en tot de verwerping van cultus aan afgodsbeelden, zowel in de letterlijke zin van het woord als in de figuurlijke zin. Deze tawhîd wordt ook wel de "tawhîdi iradi-i talabi" genoemd.

In de Qur'ân staan de goddelijke geboden en verboden die handelen over de noodzakelijkheid Allâhu Ta`ala te gehoorzamen. Ze gaan ook over de tawhîd met dien verstande dat ze de tawhîd voltooien tot één geheel. Aan de andere kant vermeldt de Qur'ân de weldaden die Allâhu Ta`ala aan de belijders van de ware tawhîd geeft, hier op aarde en in het hiernamaals. Het vermeldt ook de vreselijke toestanden van degenen die de ware tawhîd de rug toekeren. Zowel de beloning als de bestraffing worden uitgebreid in de Qur'ân beschreven.

In de Qur'ân komen we twee soorten wetten van Allâhu Ta`ala tegen:

1) de "kawni" wetten, die overeenkomen met de zogenaamde natuurwetten. Ze komen tot stand door Zijn Rabb zijn. Aan deze wetten kan niets en niemand ontkomen en ze maken geen onderscheid tussen muslim en niet-muslim, b.v. Allâhu Ta`ala voedt zowel de muslims als de niet-muslims.

2) de "shari`" wetten (godsdienstige wetten), die tot stand komen door Zijn Ilâh (God) zijn. Deze wetten kunnen de mensen accepteren dan worden ze muslim genoemd of ze kunnen ze verwerpen dan worden ze niet-muslim (kâfir) genoemd. Als men deze wetten accepteert dan is men daaraan ook onderhevig. Dus onderscheid tussen een muslim en een niet-muslim ligt niet in het feit of men de kawni wetten van Allâhu Ta`ala accepteert dan wel verwerpt maar in de acceptatie van de shari' wetten. Zo zijn alle levenden en levenlozen, die geen verantwoordelijkheid kunnen dragen (dus mensen en djins ("geesten") uitgezonderd) "muslim" omdat ze zich onderwerpen aan Allâhu Ta`alas kawni wetten. Muslims onder de mensen en de djins hebben zich bovendien ook aan de shari' wetten van Allâhu Ta`ala onderworpen terwijl de niet-muslims deze hebben ontkend.

In Qur'ân sûrat-i Yunus (10), 31 beveelt Allâhu Ta`ala de profeet de afgodsdienaars (mushrikûn) van toen en nu te vragen (i.p.v. de Arabische tekst van de onderstaande en verder te volgen ayat (verzen van de Qur'aan) geven we alleen de Nederlandse uitleg ervan):

(Nederlandse uitleg):

" Wie verzorgt jullie uit de hemel en van de aarde? . Wie is de bezitter (de schepper en de leider) van het gehoor en het gezicht? . Wie brengt het levende uit het dode voort, en het dode uit het levende? . Wie bestuurt deze zaken (schepping)?". Dan zullen de ze (afgodsdienaars) zeggen: " ALLAAH". Zeg dan:" Vrezen jullie dan niet (voor Allâhu Ta`alas bestraffing)".

In surat-il Mu'min (23), 84-89:

(Nederlandse uitleg):

" Zeg: Van wie is de aarde en alles wat daarop is, wanneer jullie het weten? . Dan zeggen zij: Van ALLAAH. Zeg dan: willen jullie dit (degene die voor de eerst maal schiep ook voor de tweede maal kan scheppen) niet bedenken? . Zeg: Wie is de Rabb (Heer) van de zeven hemelen en de Heer van de Verheven Troon ('Arsh)? . Dan zullen ze zeggen: " ALLAAH". Zeg dan: " Vrezen jullie dan niet (voor Allâhu Ta`alas bestraffing)"? . Zeg: "In wiens hand is het koninkrijk van alle dingen, wie beschermt, maar niet beschermd wordt, wanneer jullie het weten?". Dan zullen zij zeggen: "In Allâhu Ta`ala's (hand)". Zeg: "Zijn jullie dan behekst? ."

De afgodsdienaars erkenden dat Allâhu Ta`ala (tegenwoordig geven de moderne afgodsdienaars andere benamingen voor de Schepper) de hemel en de aarde heeft geschapen, en de zon en de maan heeft gedwongen hun loop te volgen. Zij wisten dat hun goden niet hoorden, noch nut brachten, noch schade konden veroorzaken. Zelfs ibis (de duivel) onderwerpt zich aan de Almacht van Allâhu Ta`ala. Hij vroeg Allâhu Ta`ala om uitstel van straf tot de dag van de opstanding, en erkende dat alle macht bij Allâhu Ta`ala is.

Niettegenstaande de Arabieren (en de moderne afgodsdienaars) geloofden in Allâhu Ta`ala als Rabb (Heer en Meester der schepping), waren ze toch ongelovigen (kâfir). Alleen als ze zich onderwierpen aan de boodschappen van Rasûl'ullâh (sas) konden ze de juk van het ongeloof van zich afschudden en tot de gelukkigen behoren. In hun geloof schoten ze te kort waar het ging om de tweede gradatie van de tawhîd nl.:

2) Tawhîdu-l `Uluhiyyah: het belijden van Allâhu Ta`ala als de Enige godheid die gediend moet worden.

De Arabieren uit de tijdperk der onwetendheid dienden, afgoden, hoewel ze wisten dat Allâhu Ta`ala de Enige en de Almachtige was. Deze Arabieren dienden de "drie dochters" van Allâhu Ta`ala: al-lat, al-manat en al-'uzzat. Zij dienden ook de engelen en wierpen zich neder voor de zon en de maan. De christelijke arabieren maakten 'Isa (as) en Maryam (rah) tot goden. En tegenwoordig geloven de moderne afgodsdienaars in ontelbare "afgoden". Rasûl'ullâh (sas) heeft hen en de hele mensheid na hem uit deze toestand verlost. Hij riep de mensheid tot de algehele wijding van verering aan Allâhu Ta`ala alleen (ikhlasu-l-'ibadat-illah) en niet aan de afgoden.

 

Shirk-i Rububiyyah en Shirk-i-`Uluhiyyah

Het wijden van een (lichamelijk en geestelijk) vereeringshandeling aan persoon, materie, ideologie of iets anders buiten Allâhu Ta`ala, is "shirk" (afgodsdienst). Op dezelfde manier als voor de tawhîd onderscheidt Ibn-i Taymiyyah en zijn leerling Ibnu-l Qayyim twee soorten shirks n.l.:

1) Shirk-i Rububiyyah: het toekennen van deelgenoten aan Allâhu Ta`ala als Rabb (de Meester, de Opvoeder, de Heer van de schepping en de Instandhouder van het geschapene), het accepteren dat een andere almachtige wezen is met dezelfde eigenschappen en handelingen als de ene Almachtige Godheid: as-Saba' (34/22):

(Nederlandse uitleg):

Zeg:" Roept hen (afgoden) maar aan van wie jullie beweren dat zij naast Allah bestaan. Zij hebben geen greintje heerschappij in de hemelen, noch op de aarde. Zij hebben in geen van beide een aandeel en Hij heeft onder hen geen enkele helper".

2) Shirk-i-`Uluhiyyah: het toekennen van deelgenoten aan Allâhu Ta`ala als de Enige Godheid (Ilâh) aan wie om hulp, 'ibadât (godsdienstoefeningen) en du'ah (smeekgebed) gevraagd wordt. In surati-l Fâtiha (1/4) wordt zo'n shirk afgewezen:

(Nederlandse uitleg): "Alleen dienen wij U alleen van U vragen wij om hulp".

Daar de arabieren uit de tijd van de onwetendheid afgoden dienden en vereerden, en deze als tussenpersoon tussen Allâhu Ta`ala en hen zetten, accepteerden ze deze tawhîd niet en werden "mushrikûn" (afgodsdienaars) en kâfirûn (ongelovigen) genoemd. Hetzelfde kunnen we ook zeggen van de moderne afgodsdienaars, die naast Allâhu Ta`ala ook andere afgoden dienen zoals we hieronder zullen zien. In suratuth-Thariyat (51),56 staat:

(Nederlandse uitleg):

" De djins en de mensen heb ik slechts geschapen opdat zij Mij zouden dienen".

Allâhu Ta`ala heeft aan elk volk een gezant gezonden met de boodschap:

(Nederlandse uitleg): " Dient Allâhu Ta`ala en vermijdt de taaghut..."(an-Nahl (16/36).

Het woord "taaghut" betekent afgoden, satan

[(Nederlandse uitleg):

"Degene die geloven strijden op de weg van Allâhu Ta`ala en de genen die niet geloven strijden op de weg van de taaghut (satan). Strijdt derhalve tegen de vrienden van de satan. Waarlijk satans list is zwak" (an-Nisa' (9/4)].

Mawdudi, een Pakistaanse geleerde, geeft in zijn " Tafhimu-l-Qur'ân de volgende betekenis aan "taaghut" (uitleg bij de 257-ste ayah van sura al-Baqarah(2/257) [(Nederlandse uitleg):

" Allâhu Ta`ala is de vriend (waliy) van de gelovigen. Hij brengt hen van de duisternis tot het licht. De vrienden van de ongelovigen is de "taaghut". Hij brengt hen van het licht tot de duisternis. Zij zijn de bewoners van het vuur. Daarin zullen zij voor altijd blijven."]

(Samengevat): De letterlijke betekenis van het arabische woord "taaghut" is: iemand die de grens overschrijdt. Het wordt gebruikt voor iemand die in opstand komt tegen Allâhu Ta`ala en zich dwingt een slaaf te worden (van zijn eigen ego). " In opstand komen tegen Allâhu Ta`ala" kan in drie overtredingen onderverdeeld worden:

1) Als iemand zich onderwerpt aan de Wil van Allâhu Ta`ala, maar op het punt van het verrichten van goede daden in opstand komt tegen Zijn bevelen (m.a.w. geen goede daden verricht) is een "fâsiq".

2) Zich onafhankelijk tegenover Allâhu Ta`ala opstellen en zich onderwerpen aan een ander godheid dan Allâhu Ta`ala, is een "kâfir".

3) Iemand die in opstand is gekomen tegen Allâhu Ta`ala en ook het doel voor ogen heeft, mensen te verhinderen i.p.v. Allâhu Ta`ala te vereren zichzelf te laten verafgoden is een "taaghut"

De taaghut kan behalve de satan, ook wereldlijke leiders (vaderlandse helden, presidenten en andere regerings functionarissen, popartiesten, koningen, sportmensen etc.), geestelijke leiders (de paus, ghuru's en andere geestelijken), of allerlei ideologieën buiten de Islâm (democratie, socialisme, kapitalisme, fascisme, communisme, materialisme etc.) zijn.

Daarom kan men pas een werkelijke muslim worden als men al deze taaghut's met geheel zijn hart en ziel ontkent reden dat taaghut in meervoud wordt gebruikt is: als iemand Allâhu Ta`ala ontkent zal hij de dienaar van niet één maar van vele afgoden worden, zoals we het hierboven al hebben aangegeven. Buiten de "externe" zijn er ook "interne" taaghut's, zoals iemands ego, die een bondgenoot is van de duivel, zijn bezittingen, kinderen, vrouw/man, familieleden, vrienden, werk, volk, carrière etc. Dit alles kan taaghut voor iemand worden en hem aan hen wil verslaafd maken, zodat hij blind, doof en ongevoelig wordt voor zijn Heer en Zijn bevelen. Zo'n iemand zal zijn gehele leven lang in verbeelding doorbrengen om elk van zijn taagut tevreden te stellen. Voordat hij weet is zijn leven voor niets geweest. In het kort kunnen we zeggen dat taaghut alles omvat wat buiten Allâhu Ta`ala gediend en vereerd wordt. (Nederlandse uitleg):

"Jullie Heer zegt:"Roept (doe du'ah tot) Mij aan en Ik zal jullie verhoren. Maar degenen die zich toch afwenden van Mijn dienst, zullen vernederd de hel binnen gaan". (al-Mu'min (40/60).

Op vele plaatsen wordt Rasûl'ullâh (sas) en indirect zijn 'ummah (gemeenschap) door Allâhu Ta`ala bevolen de mensheid op te roepen tot de aanbidding (`ibadah) van Allâhu Ta`ala alleen.

Alle profeten hebben deze boodschap aan hun 'ummah gebracht, zoals Hûd (as) en Ibrâhîm (as). De joden en de christenen zijn in hetzelfde ongeloof teruggevallen als de afgoddienaars: (Nederlandse uitleg):

" Zij maken hun rabbijnen en monniken en 'Isa (a.s.), de zoon van Maryam (r.ah), tot Meesters (Rabb) buiten Allâhu Ta`ala, terwijl hen bevolen was de Ene Godheid te dienen. Er is geen godheid dan Allâhu Ta`ala. Verheven is Hij boven hetgeen jullie naast Hem stellen". (at-Tawbah 9/31).

Daarom verbiedt Allâhu Ta`ala iemand anders dan Allâhu Ta`ala aan te roepen: (Nederlandse uitleg):

" Roept niet naast Allâhu Ta`ala aan wat je geen nut kan brengen noch schaden kan. Want wanneer je dat doet, zal je tot de onrechtvaardigen behoren. Wanneer Allâhu Ta`ala je met een kwaad treft, kan slechts Hij het van je afwenden en wanneer Hij het goede met jou voor heeft is er niemand die Zijn goedheid kan beletten..."(Yunus 10/106-107). "De moskeeën zijn van Allâhu Ta`ala, roept dus niemand naast Hem aan " (Djin 72/18). "Wie is in grotere dwaling dan hij die naast Allâhu Ta`ala iemand aanroept, die hem niet antwoorden kan op de Dag der Opstanding" (Ahqaf 46/5).

Nog in vele andere ayat van de Qur'ân verbiedt Allâhu Ta`ala iemand naast Hem aan te roepen. Ook het om hulp en bijstand vragen mag alleen aan Allâhu Ta`ala geschieden: (Nederlandse uitleg):

"U dienen wij en U smeken wij om hulp" (al- Fatihah 1/4). " Toen jullie hulp zochten van Jullie Heer en Hij antwoordde: "Ik zal jullie bijstaan met duizend van de engelen die elkaar opvolgen." (al-Anfal 8/9).

Slechts aan Allâhu Ta`ala mag geofferd worden: (Nederlandse uitleg):

"Derhalve bid tot Uw heer en breng een offer" (al-Kauthar 108/2), Zeg: "Waarlijk mijn gebed, mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn (alle) voor Allâhu Ta`ala de Heer der werelden" (al-An'am 6/162).

Alleen voor Allâhu Ta`ala moet men zich buigen en prosterneren: (Nederlandse uitleg):

"O gelovigen buigen jullie neder en werpen jullie ter aarde en dien jullie Heer en doe het goede, opdat jullie voorspoedig zullen gaan" (al-Hadj 22/77).

Allen bij Allâhu Ta`ala moet men toevlucht zoeken; alle menselijke gevoelens mogen slechts naar Allâhu Ta`ala uitgaan en alleen tot Hem gericht zijn. Slechts Allâhu Ta`ala mag men vrezen op Hem alleen moet men hoop vestigen: (Nederlandse uitleg):

"Hij (de engel die Ibrâhîm (a.s.) bezocht) zei: " En wie wanhoopt aan de genade van zijn Heer behalve de dwalenden". (al-Hidjr 15/56).

Men is slechts een gelovige (mu'min) als men in Allâhu Ta`ala gelooft, op Hem vertrouwd, tot Hem moet men zich keren, alleen Hem mag men beminnen en alleen naar Hem verlangen.

 Wa-l hamdulillaahi rabbi-l `Aalamien.

 

Home Page

Door Drs.I.Bayrak 

Top