Ahadieth (overleveringen van de Profeet Muhammad (sas) over het Profeetschap
1) Van Djabir ibn Abdallah al-Ansari (ra), een van de metgezellen (ashaab) van Rasoel'lullah (sas) : Rasoel'lullah (sas) sprak eens over de periode waarin een onderbreking van de openbaring (wahie) (Qur'aan) was en vertelde:
- Terwijl ik rondliep hoorde ik een stem uit de hemel. Ik keek naar boven en daar was de engel die bij mij was gekomen in Hiraa' (grot op de berg Noer), zittend op een stoel tussen hemel en aarde. Ik schrok vreselijk, liep (naar huis) terug en riep. Omhul mij, omhul mij! Ze bedekten mij met een mantel waarop openbaarde Allaah, Gezegend en Verheven zij Hij:
- Jij die met de mantel bedekt bent. Sta op en waarschuw. Verheerlijk je Rabb (Heer), reinig je kleren en mijd de smerigheid [74:1-5], namelijk de afgoden. Daarna volgden de openbaringen elkaar op.
(Muslim K.Iemaan/B.73/H.255)
2) Van as-Shaibani (ra): Ik vroeg Zirr ibn Hoebaish (ra) naar het Woord van Allaah: Hij was op twee booglengten afstand of nog dichterbij [53:9], en hij zei: 'Ibn Mas` oed (ra) heeft mij gezegd dat de Profeet (sas) Djibriel heeft gezien, en hij had zeshonderd vleugels'.
(Muslim K.Iemaan/B.76/H.280)
3) Van `Aaisha (raha), de Moeder der Gelovigen (Ummu-l mu'miniena): al-Haarith ibn Hishaam (ra) vroeg Rasoel'lullah (sas) : 'O, Rasoel'lullah (sas) , hoe komt de openbaring (al wahy) tot u?'
Rasoel'lullah (sas) antwoordde:
- Soms komt het tot mij als klokgeluid; dat is voor mij de moeilijkste. Het houdt op als ik alles heb onthouden. Soms verschijnt de engel mij in de gedaante van een man; hij spreekt tegen mij en ik onthoud wat hij zegt.
`Aaisha (raha) voegde eraan toe: 'Eens was ik er getuige van dat de openbaring op hem (Rasoel'lullah (sas) neerdaalde, op een heel koude dag, en (toen het voorbij was) droop het zweet hem van het voorhoofd.'
(Bukharie K.Bad` al wahy/B1/H.2)
4) Van Shariek bin `Abdullaah bin Abie Namr. Ik hoorde Anas ibn Malik (ra) vertellen over de nacht waarin de Profeet (sas) de nachtreis (Israa) maakte vanuit de moskee van de Ka`ba: Er kwamen drie mannen (engelen) tot hem voordat hij (verkozen was als Profeet (sas) en) een openbaring had ontvangen, terwijl hij sliep in de moskee van het Heiligdom (Masdjid-ul Haram). De eerste (van de drie engelen) zei: 'Welke is het?' (Rasoel'lullah (sas) sliep toen tussen twee personen). De tweede zei: 'De middelste, dat is de beste van hen.' De laatste zei: 'Neem de beste van hen mee.' Dat was die nacht, en hij heeft hen niet meer gezien voordat zij in een andere nacht weer verschenen in een visioen van zijn hart. Want de Profeet (sas) zijn ogen sliepen maar zijn hart sliep niet, en zo is het met (alle) profeten: hun ogen slapen, maar hun hart slaapt niet. Toen nam Djibriel (as) hem over en voer met hem ten hemel.
(Bukharie K.Manaaqib/B.23/H.770)
5) Van Anas ibn Malik (ra): Toen Rasoel'lullah (sas) (in zijn jeugd) eens met de andere jongens aan het spelen was kwam Djibriel (s.a.s) bij hem, gooide hem op de grond, spleet zijn borst open en haalde zijn hart eruit. Daaruit haalde hij een bloedklomp en hij zei: 'Dit is het deel van de Satan in jou.' Toen waste hij die in een gouden bekken met water uit de bron Zamzam; vervolgens zette hij het hart terug en maakte de plek weer dicht.De jongens holden naar zijn moeder (dat wil zeggen zijn voedster) en zeiden: 'Mohammed is gedood.' Ze liepen hem tegemoet, en hij was verbleekt van schrik. Anas (ra) zei: 'Ik heb zelf het litteken van die naald op zijn borst gezien.'
(Muslim K.Iemaan/B.74/H.261)
6) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Niemand van jullie zal behouden worden door zijn werken.
Ze zeiden:
- 'Ook u niet, O, Rasoel'lullah (sas) ?.'
- Nee,' zei hij, ook ik niet. Maar Allah zal mij overdekken met Zijn genade. Jullie echter moeten doen wat juist is. Vermijdt overdrijving (in `ibadah). Aanbid Allaah begin en eind van de dag en tijdens het eerste gedeelte van de nacht. Wees gematigd (al Qasd) in al je doen en laten, want je zal je doel bereiken met al Qasd!
(Bukhaarie K.Riqaaq/B 10)
7) Van Djaabir ibn `Abdallaah (ra): Wij waren met de Profeet (sas) in Marr az Zahraan en plukten araak-vruchten. Toen zei de Profeet (sas):
- Neem de zwarte ervan.
Wij zeiden:
- O,Rasoel'lullah (sas) , het lijkt wel of u schapen hebt gehoed!'
- Ja', zei hij, 'is er dan een profeet die ze niet heeft gehoed?' of woorden van die strekking.
(Muslim K.Ashriba/B.29/H.163)
8) Van Aboe Hurayrah (ra): De Profeet (sas) heeft gezegd:
- ledere profeet die Allaah heeft gezonden heeft schapen gehoed.>
'U ook?' vroegen zijn metgezellen.
Hij antwoordde:
- Ja, ik hoedde ze altijd voor de Mekkanen, voor een aantal Qiraats (m.a.w.tegen betaling).
(Bukharie K. Adjaara/B.2/H.463)
9) Van `Aaisha (raha), vrouw van de Profeet (sas): Rasoel'lullah (sas) had gezegd, toen hij nog gezond was:
- Nooit is de ziel van een profeet weggenomen voordat hem zijn plaats in het paradijs is getoond en hij voor de keuze is gesteld (of de dood of verder op aarde leven).
Aaisha (raha) zei: 'En toen Rasoel'lullah (sas) dood naderde, lag hij met zijn hoofd op mijn schoot, en verloor even het bewustzijn, daarna kwam hij weer bij. Hij staarde zijn ogen naar het plafond en zei:
- Allaahumma (O mijn Allaah)!. Ar rafieqa-l a`laa (Liever de hoogste vriendenschaar) (de plaats van de profeten in het paradijs).
`Aaisha (raha) zei:
- Ik dacht, dan kiest hij ons dus niet.
'Aaisha (raha) zei:
- Toen begreep ik dat de hadieth correct was, wat hij altijd zei toen hij nog gezond was:
- Nooit is de ziel van een profeet weggenomen voordat hem zijn plaats in het paradijs is getoond en hij voor de keuze is gesteld (of de dood of verder op aarde leven).
`Aaisha (raha) zei:
- En dat waren de laatste woorden die Rasoel'lullah (sas) sprak:
- Allaahumma (O mijn Allaah)!. Ar rafieqa-l a`laa (Liever de hoogste vriendenschaar).
(Muslim K. Fadaailu-s Sahaaba/B.13/H. 87)
10) Van Aboe Hurayrah (ra): Toen de engel des doods naar Moesa (a.s.) werd gestuurd gaf deze hem een klap in het gezicht en sloeg zijn ene oog eruit. De engel keerde bij zijn Rabb terug en zei: 'U hebt mij naar een van Uw dienaaren gestuurd, maar hij wil niet dood!. Allaah gaf de engel zijn oog terug en zei: 'Ga terug en zeg tegen hem dat hij zijn hand op de rug van een os moet leggen, en voor iedere haar die zijn hand bedekt krijgt hij nog een jaar te leven. Hij (Moesa) zei: 'O, mijn Rabb, en wat gebeurt er daarna?. 'Dan zul je sterven,' zei hij (de engel).
Toen zei hij (Moesa): 'Dan liever nu meteen!' .
En hij bad Allaah hem op een steenworp afstand van het Heilige Land (Palistina) te brengen.
(Nadat) Rasoel'lullah (sas) (ons dit verteld had), zei hij:
- Als wij daar waren zou ik jullie zijn graf laten zien. Het is vlakbij de weg, onder aan het rode zandduin.
(Muslim K. Fadaail/B. 42/H 157)
11) Van Djaabir ibn `Abdallaah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Mij zijn vijf dingen gegeven die niemand (van de Profeten) voor mij zijn gegeven:
1) Elk profeet (voor mij) werd naar zijn eigen volk gezonden, maar ik ben naar alle rode en zwarte mensen (m.a.w. het gehele mensheid) gezonden.
2) Mij is het toegestaan oorlogsbuit te maken, en dat was niemand voor mij toegestaan.
3) De aarde is voor mij tot een reine plaats en; een moskee gemaakt, dus als de tijd voor de salaat komt, laat ieder (muslim) dan de salaat verrichten waar hij ook is.
4) Ik wordt (tegen mijn vijanden) geholpen (door Allaah) door middel van schrik op een maand afstand.
5) Mij is de voorspraak (op de Dag des Oordeels) gegeven.
(Muslim K.Masaadjid wa Mawaazi`is Salaat/B.1/H.521)
12) Van Abdillaah ibn `Umar (rahuma): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Op een nacht droomde ik dat ik bij de Ka'ba was en ik zag een donkere man, zo mooi van teint als je bij mannen zelden ziet, met een prachtige golvende haardos tot zijn oren, de mooiste onder de lange haren. Hij had het gekamd en het water droop uit (zijn haren). Leunend op (de schouders van) twee mannen maakte hij de ommegang rond de Ka'ba.
Ik vroeg: 'Wie is dit?' en het antwoord luidde: 'De Masieh, (`Iesa) de zoon van Marjam.'
Toen verscheen er een man met een gedrongen gestalte en kroezend haar die scheel was aan zijn rechteroog, dat eruitzag als een gezwollen druif.
Ik vroeg: 'Wie is dit?' en het antwoord was: 'Dit is de Masieh die de daddjaal (antichrist) is.'
(Muslim K. Iemaan/B.75/H.273)
13) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Er is geen enkele profeet aan wie niet zulke tekenen (wonderen) gegeven zijn dat de mensen erin geloofd hebben. Maar (de wonder) wat mij gegeven is, is de openbaring van Allaah (de Qur'aan). En ik hoop dat ik op de Dag der Opstanding de meeste volgelingen zal hebben.
(Muslim K.Iemaan/B.70/H239)
14) Van Aboe Hurayrah (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Ik sta het dichtst bij Iesa. De profeten zijn broers van één en dezelfde vader (en meerdere moeders), en tussen mij en Iesa is er geen profeet.
(Muslim K.Fadaail/B.40/H.144)
15) Van de zoon van onze Profeet (sas)s oom (`Abdullaah Ibn `Abbaas (rahuma)): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Tijdens mijn nachtreis passeerde ik Moesa ibn Imraan (a.s.), een donkere, lange man met krullend haar, die eruitzag alsof hij tot de stam Sjanoe'a behoorde. En ik zag ` Iesa ibn Marjam, met een gemiddeld postuur, een rosige gelaatskleur en sluik haar.
En onder de tekenen die Allaah aan hem (Rasoel'lullah (sas) ) toonde werd hem ook Malik, de wachter van de hel, en de dadjdjaal getoond. 'Wees dus niet in twijfel over zijn ontmoeting met hem>'[32:23].
Hij (de overleveraar) zei: 'Katada legde dit zo uit dat de Profeet (sas) van Allaah inderdaad Moesa (a.s.) heeft ontmoet.
(Muslim K.Iemaan/B.74/H.267)
16) Van Aboe Sa'ied al-Choedri (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Verkies niet de ene profeet boven de andere.
(Muslim K.Fadaail/B.42/H.163)
17) Van `Abbaas ibn Abd al-Moetalib (rahuma). Hij vroeg: 'O, Rasoel'lullah (sas) , heb je iets kunnen doen voor Abu Taalib? Want hij heeft jou beschermd en is voor je opgekomen.
Hij zei:
- Ja, hij is in een ondiepe vuur in de hel, en als ik er niet was geweest was hij in de diepste laag van de hel geweest.
(Muslim K.Iemaan/B.90/H.357)
18) Van Aboe Hurayrah (ra): Ik heb Rasoel'lullah (sas) horen zeggen:
- Een groep van zeventigduizend uit mijn gemeenschap (ummah) zal het paradijs binnengaan; hun gezichten zullen stralen als de volle maan.
Abu Hurayrah (ra) zei: 'Toen stond `Ukkaasha ibn Mihsan al-Asadi op, een gestreepte mantel over zich heen trekkend. Hij zei: 'O, Rasoel'lullah (sas), bid tot Allaah dat Hij mij één van hen zal laten zijn.
En Rasoel'lullah (sas) bad:
- Allaahumma (O, mijn Allaah), maak hem een van hen!
Vervolgens stond er een man uit de Helpers op die zei: 'O, Rasoel'lullah (sas) , bid tot Allaah dat Hij mij één van hen laat zijn,' maar Rasoel'lullah (sas) zei: `Ukkaasha is je al voor gewest.
(Muslim K.Iemaan/B.94/H.369)
19) Van `Abdullaah ibn `Amr ibn al-`Aas (ra): De Profeet (sas) reciteerde het Woord van Allaah (azza wa djalla) over Ibrahiem (as): 'Mijn Rabb (Heer), zij hebben vele mensen doen dwalen. Wie mij volgt hoort bij mij [14:36], enzovoort. En `Iesa (a.s.) heeft gezegd: 'Als U hen straft: zij zijn Uw dienaaren, en als U hun vergeeft: U bent de machtige, de wijze'. [5:118] Toen hief hij zijn handen op en zei:
- Allaahumma (O, mijn Allaah) mijn gemeenschap (umma), mijn gemeenschap.
En hij huilde. Daarop sprak Allaah (azza wa djalla): 'O, Djibriel, ga naar Mohammed en vraag hem waarom hij huilt- al weet uw Rabb het heel goed! Djibriel (a.s.w.s) ging dus naar hem toe en vroeg het, en Rasoel'lullah (sas) vertelde hem wat hij had gezegd- al wist Hij dat heel goed. Toen sprak Allaah: 'O, Djibriel, ga naar Mohammed en zeg: Wij zullen je voldoedoening geven over je gemeenschap en Wij zullen je geen verdriet doen.'
(Muslim K.Iemaan/B.87/H346)
20) Hammaad ibn Zaid (ra) vroeg aan Amr ibn Dinaar (ra): Heb jij Djabir ibn Abdallah (ra) horen overleveren van de Profeet (sas):
- Waarlijk, Allaah haalt op voorspraak een volk uit de hel?
'Ja,' zei hij.
(Muslim K.Iemaan/B.84/H.318)
21) Van Aboe Hurayrah (ra): Op een dag werd Rasoel'lullah (sas) een stuk vlees gebracht; de voorpoot werd hem aangeboden, die hij lekker vond. Hij trok er met zijn tanden een stuk uit en zei:
- Ik ben de heer (sayyid) der mensen op de Dag der Opstanding (yawma-l Qirama), weten jullie waarom? Op de Dag der Opstanding zal Allaah de eersten en de laatsten bijeenbrengen op een vlakte, zodat de heraut voor allen hoorbaar zal zijn en zij allen te overzien zijn. Dan zal de zon dichterbij komen, en zoveel smart en leed zal de mensen geworden dat zij het niet uithouden en verdragen. Zij zullen tegen elkaar zeggen: 'Zien jullie niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen? Kunnen jullie niet iemand zoeken die voor jullie voorspraak doet bij jullie Rabb (Heer)?' En sommigen zullen zeggen: 'Ga naar Adam! 'Ze komen bij Adam (as) en zeggen: 'O, Adam, u bent de vader der mensheid. Allaah heeft u eigenhandig geschapen en iets van Zijn geest in u geblazen en Hij heeft de engelen bevolen zich voor u ter aarde te werpen . Doe voor ons voorspraak bij uw Heer. Ziet u niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen?' Dan zegt Adam (as): 'Mijn Heer is vandaag zo boos als Hij vroeger nooit geweest is en later nooit meer zijn zal. Hij heeft mij verboden van de boom (in het paradijs) te eten en ik ben ongehoorzaam geweest. Mijn ziel!. Mijn ziel!. Ga naar een ander, ga naar Noeh'.
Ze komen bij Noeh (as) en zeggen: 'O, Noeh, u bent de eerste der gezanten (Rusul) naar de aarde gestuurd en Allaah heeft u een dankbare dienaar genoemd . Doe voor ons voorspraak bij uw Heer. Ziet u niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen?' Dan zegt hij: 'Mijn Heer is vandaag zo boos als Hij vroeger nooit geweest is en later nooit meer zijn zal. Ik had een gebed dat ik gebruikt heb tegen mijn eigen volk. Mijn ziel! Mijn ziel! Ga naar Ibrahiem (a.s.)!'
Ze komen bij Ibrahiem (as) en zeggen: 'U bent Allaahs Profeet (sas) en beminde vriend onder de aardbewoners. Doe voor ons voorspraak bij uw Heer. Ziet u niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen?' Dan zegt Ibrahiem (as) tegen hen: 'Mijn Heer is vandaag zo boos als Hij vroeger nooit geweest is en later nooit meer zijn zal,' en dan noemt hij zijn leugens op.* 'Mijn ziel! Mijn ziel! Ga naar een ander, ga naar Moesa!'
Ze komen bij Moesa (a.s.) en zeggen: 'O, Moesa, u bent de gezant van Allaah, Allaah heeft u boven de andere mensen verkoren door u te zenden en met u te spreken. Doe voor ons voorspraak bij uw Heer. Ziet u niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen?' Dan zegt Moesa (a.s.) tegen hen: 'Mijn Heer is vandaag zo boos als Hij vroeger nooit geweest is en later nooit meer zijn zal. Ik heb een mens gedood zonder dat mij dat bevolen was. Mijn ziel! Mijn ziel! Ga naar Iesa (a.s.)!'
Ze komen bij Iesa (a.s.) en zeggen: 'O, `Iesa, u bent de gezant van Allaah en u hebt met de mensen gesproken in de wieg , en u bent een woord van Hem dat Hij op Marjam heeft geworpen, en een geest van . Doe voor ons voorspraak bij uw Heer. Ziet u niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen?' Dan zal Iesa (a.s.) tegen hen zeggen: 'Mijn Heer is vandaag zo boos als Hij vroeger nooit geweest is en later nooit meer zijn zal.' Een zonde van zichzelf noemt hij niet, maar hij zegt toch: 'Mijn ziel! Mijn ziel! Ga naar een ander, ga naar Mohammed!'
Ze komen bij mij en zeggen: 'Mohammed, u bent de gezant van Allaah en het zegel (laatste) der profeten. Allaah heeft u uw eerdere en latere zonden vergeven. Doe voor ons voorspraak bij uw Heer. Ziet u niet hoe wij eraan toe zijn en wat ons is overkomen?'
Dan ga ik heen en kom uit op een plek onder de Troon (Arsh); daar val ik ter aarde voor mijn Heer. Dan onderwijst Allaah mij en geeft mij manieren in om Hem te loven en te prijzen die Hij niemand eerder heeft onderwezen.
En er zal een stem klinken: 'O, Mohammed, hef je hoofd op! Vraag en jou zal gegeven worden; doe voorspraak en jouw voorspraak zal aangenomen worden.'
Dan hef ik mijn hoofd op en zeg: 'O, Mijn Heer: mijn gemeenschap (`ummah), mijn gemeenschap!'
En dan wordt er gezegd: 'Mohammed, leid door de meest rechtse poort diegenen uit je gemeente het paradijs binnen met wie niet meer afgerekend hoeft te worden; de andere poorten delen zij met de andere mensen.'
Bij Hem in wiens hand de ziel van Mohammed is! De afstand tussen de twee vleugels van een paradijspoort is gelijk aan de afstand tussen Mekka en Hadjar (of: tussen Mekka en Boesra)**
* Ibrahiem zei: 'Ik ben ziek,' om niet met de afgodendienaren mee te hoeven doen (37:89); hij zei dat de afgodsbeelden waren stukgeslagen door het grootste ervan, terwijl hij het zelf had gedaan (21:(63); hij zei van een ster: Dit is mijn Heer (6:76)'
** Hadjar lag bij Bahrein, 1200 kilometer van Mekka; Boesra lag in het noorden van het huidige Jordanie, ongeveer 1600 km van Mekka.
(Muslim K.Iemaan/B.84/H.327)
22) Van Anas ibn Malik (ra): Rasoel'lullah (sas) heeft gezegd:
- Ik ben de eerste mens die voorspraak doet in het paradijs. En van de profeten heb ik de meeste volgelingen.
(Muslim K.Iemaan/B.85/H.330)
23) Van As-Sa'ib ibn Jazied (ra): Mijn tante nam mij mee naar Rasoel'lullah (sas) en zei: 'O, Rasoel'lullah (sas) het zoontje van mijn zuster heeft pijn.' Hij streek over mijn hoofd en bad voor mij om zegen; toen verrichtte hij de kleine wassing en ik dronk van zijn waswater. Toen stond ik op. achter zijn rug, en keek naar het zegel van het profeetschap tussen zijn schouders; het was als de knop van een tentstok.
(Muslim K.Fadaail/B.30/H.111)
24) Van Aboe Hurayrah (ra): Aboe Qaasim (s.a.s.) (de vader van Qaasim: de Profeet (sas)) heeft gezegd:
- Ik en de profeten voor mij zijn zoals wanneer een man een huis heeft gebouwd en het goed en mooi heeft gemaakt, behalve dat er een hoeksteen niet geplaatst is. De mensen lopen eromheen en bewonderen het, maar dan zeggen ze: Hadden ze hier maar een hoeksteen geplaatst opdat het gebouw volledig kon worden.
Muhammad (sas) zei:
- Welnu, ik ben de hoeksteen, (dus het zegel der profeten).
(Muslim K.Fadaail/B.7/H/20)
25) Van Aboe `Ammaar Waathilah bin Asqa`i (ra): Ik hoorde Rasoelullaah (sas) zeggen:
(Muslim K.Fadaail/B.1/H.1)
26) Van Djaabir bin Samurah (ra): Rasoelullaah (sas) heeft gezegd:
(Muslim K.Fadaail/B.1/H.2)
27) Van Aboe Hurayra (ra): Rasoelullah (sas) zei:
(Muslim K.Fadaail/B.2/H.3)
28) Van Anas bin Maalik (ra): Ik zag Rasoelullah (sas). De tijd van het namiddag (`asr) gebed was aangebroken. De mensen waren op zoek naar water om de kleine wassing (wudzu') te verrichten maar ze konden het niet vinden. Er werd water gebracht waarmee hij wudzu' kon verrichten en Rasoelullah (sas) stak zijn hand in de bak. Hij beval de mensen de wudzu' te verrichten.
Hij (Anas (ra) zei: Ik zal dat het water tussen zijn vingers ontschoot. De mensen verrichten hun wudzu', tot zelfs aan de laatste man toe.
(Muslim K.Fadaail/B.3/H.5)
29) Van Aboe Moesa (ra), van de Profeet (sas), die zei:
Dit is de gelijkenis van iemand die 'faaqih' (wetgeleerde) is in Allaahs godsdienst ('fiqha fie dieni'llaah) en die de door Allaah met mij gezonden zaken (Leiding en Kennis) (volgt) teneinde voordeel voor zichzelf op te doen: het leren (van Allaahs godsdienst) en (daarin) te onderwijzen (1), is als de gelijkenis van iemand bij wie de hoogmoed naar het hoofd is gestegen (2) en de Leiding waarmee Allaah mij heeft gestuurd niet wil accepteren (3). (Muslim K.Fadaail/B.5/H.15)
Uitleg:
(Met getallen is het verband weergegeven tussen het symbool en de soort mens)
Imaam Nawawi (ra) zei over deze hadieth het volgende:
De Profeet (sas) symboliseert in deze hadieth:
30) Van Djaabir (ra): Hij zei: Rasoelullaah (sas) zei:
(Muslim, K. Fadaail/B.6/H.19)
Uitleg:
Imaam Nawawi (ra) zei over deze hadieth het volgende:
De bedoeling van deze hadieth is als volgt: De Profeet (sas) vergelijkt de felle inspanningen van de onwetende muslims en de tegenstanders van de Islaam bij het begaan van zondes en het volgen van hun ego, welke hen naar de Hel sleurt, met de inspanningen van de radeloze en onwetende insecten die zich in het vuur storten. Hoewel de Profeet zijn volk en daarmee ook de hele mensheid van het ongeloof (kufr en shirk) probeert te weerhouden, vechten ze zich toch een weg naar het Vuur. Hij houdt hen vast maar ze ontglippen hem toch uit zijn hand. Zowel de onwetenden als de ongelovigen doen hun uiterste best om het Hellevuur te bereiken. Terwijl de Islaam hen de Weg naar het Paradijs wijst. (Moge Allaahu Ta`ala ons tot degenen maken die de Profeet (sas) volgt en zijn Boodschappen hoog houdt)
31) Van Abie Nadjieh al `Irbaadz (ra): Hij zei:
- Rasoelullaah (sas) preekte eens op een zodanige manier, dat onze harten van vrees trilden en de tranen ons in de ogen sprongen.
Wij zeiden:
- O Rasoelullah (sas), dit lijkt wel op een afscheidstoespraak, geef ons raad.
Hij (sas) zei:
-1) Ik raad jullie aan om vrees voor Allaah, de Almachtige, de Verhevene (taqwa'llaahi `Azza wa Djalla) te koesteren.
-2) Luister en gehoorzaam (naar jullie muslim leiders), al beveelt jullie een slaaf.
-3) Waarlijk, diegene van jullie die (lang) zal leven, zal veel onenigheid (ikhtilaaf) (onder de muslims) zien.Jullie moeten je aan mijn Sunnah en de Sunnah van de rechtgeleide khaliefen (al Khulafaai'r Raashidiene'l Mahdiyyien: Aboe Bakr, `Umar, `Uthmaan, `Alie, Hassan en `Umar bin `Abdilaziez
(radiyallahu Ta`ala anhum adjma`ien: moge Allaahs welbehagen met hen allen zijn). Klamp jullie je daar stevig aan vast.
-4) Pas op voor nieuwe toevoegingen (muhdathaati'l umoer). Waarlijk, iedere toevoeging is nieuwlichterij (bid`ah) en iedere nieuwlichterij is een dwaling (dzalaalah) en iedere dwaling leidt naar het hellevuur (an naar)"
(Aboe Daawoed, at Tirmithie)
(Wordt bijgewerkt Insha Allaahu Ta`alaa)