vlag

Vrijdag 18 februari 2000

 

Over Italië en Kreta vlogen we naar Egypte. Uit de wateren verscheen Egypte voor ons in een zee van licht. Ondanks de late aankomst heeft het vliegen bij nacht toch ook zijn charme! In de hal werden we opgevangen door Mr Mounir Hassan van Isropa Reizen,  keurig gestoken in zwart pak. Wat gelijk opviel was een modern reliëf van Egyptische goden. De koffers kwamen in meerdere partijen op de band, dus wij hoopten maar dat alles goed zou gaan. In tegenstelling tot Amsterdam kon je hier goed zien hóe de bagage aangevoerd werd en op de band gelegd. Een kijkje achter de schermen dus!

Een kruier laadde alle koffers op. Buiten stond een groepje Arabieren ons al achter dranghekken aan te gapen. Nou ja, gapen, het was ook al laat! En voort ging het weer door de nacht. Cairo kent best wel brede boulevards en hoge flatgebouwen. We reden naar Zamalek het eiland in de Nijl waar ons hotel op ligt, het President Hotel. Midden in de ambassadewijk, niet ver van onze eigen Nederlandse ambassade ; we zagen tijdens ons korte verblijf ook nog de ambassades van Maleisië en China, die laatste met een keurig gazon, echt een bijzonderheid in Cairo. Op de zuidpunt van het eiland bevindt zich trouwens ook een sportpark met jaarlidmaatschapsgeld van 6000 Egyptisch pond, bijna 4000 gulden. Na aankomst werden de sleutels aan de leden van ons reisgezelschap uitgedeeld en moesten we onze bagage stickeren voor vervoer naar de kamer. De nummering van de etages werd me gedurende ons verblijf niet duidelijk, er waren er minstens tien, maar niet allemaal hoorden ze bij het hotel, men zei dat tussenliggende etages in gebruik waren als woningen. Wij zaten in ieder geval op de tiende verdieping, vlak onder het restaurant. Nadat de koffers er waren wilden we toch nog water regelen. De mini-bar was namelijk leeg. De receptionist verzocht me, via de roomservice een fles te bestellen. Nadat die geleverd was, konden we eindelijk naar bed.

 

Zaterdag 19 februari

Met een wake up call gewekt en ontbeten op de elfde etage. Een prachtig panorama-uitzicht over de stad.We zagen veel hoogbouw met hier en daar ambassade-villa’s, maar ook wat krottenbouw. Er waren veel woningen in zandkleur van verschillende tinten en hier en daar een moskee. Na het buffet gingen we te voet naar onze bus, die buiten de smalle straatjes moest parkeren. We werden naar het Egyptisch Museum gebracht. Vlak daarnaast staat het Hilton Hotel. Jennie zei: toevallig heb ik gisteren nog dat stukje gelezen bij Harm Botje, In de ban van de Nijl, waar hij daarover vertelt. In het hotel spelen zich niet altijd even fijne taferelen af. De rij voor de entree van het museum leek me ongekend groot en strekte zich uit over het parkeerterrein en de straat en de grote voortuin van het museum zelf, langs de vijver met de lotus- en papyrusplanten. De wachttijd viel achteraf toch mee. In de tuin schaarden we ons allereerst om Abdul, onze gids, een vriendelijke jonge man die behoorlijk goed Nederlands sprak, met een zangerig accent (Noe wie kaan naar die Ekiptisch Moeseejoem), klein van postuur met zwart krullend haar. Wij liepen de omgekeerde route, dat wil zeggen, we begonnen boven, op de eerste verdieping. Het museum is gigantisch groot, er zouden honderdzestigduizend voorwerpen bewaard worden, dus een complete rondgang kan makkelijk een maand duren!

Zagen in het Museum veel bekende objecten zoals Rahotep en Nofret in witte steen, het houten beeld genaamd “de burgemeester” en de ganzen van Meidoem, maar ook minder gefotografeerde. Wel interessant vond ik bijvoorbeeld een mummie van een baviaan. Overigens bevinden de koningsmummies van het museum, waaronder absolute grootheden als Ramses II, zich in een aparte afdeling die we niet bezochten vanwege tijdgebrek. Wel zagen we alle schatten van farao Toetanchamon die ik ook al uit de boeken kende: de vergulde wachters, de troon, rijen sjawabti’s en ook de vergulde kamers, drie in getal, die weer de drie sarcofagen van de farao omsloten in zijn graf. De kamers stonden op een rij opgesteld, zodat je goed kon zien hoe ze in elkaar pasten. De topstukken stonden opzij in een speciaal ingerichte zaal: gouden hanger met lapis lazuli, amuletten en dergelijke. In het midden het gouden dodenmasker, elf kilo zwaar, waarvan ik al sinds mijn twaalfde een ingelijste foto bezit.

Andere mooie stukken waren er op de benedenverdieping: er was bijvoorbeeld een meer dan levensgroot beeld van farao Echnaton en we zagen er ook het palet van Narmer. Buiten opzij van het Museum gezeten op de trappen, vlakbij geld gewisseld, we hadden nu ongeveer 600 LE (Egyptisch pond) .

Tegen de middag aten we langs de Nijl in een restaurant in de open lucht, genaamd Sea Horse. Kregen er Egyptisch plat brood en sish kebab, banaan toe. Lekkere maaltijd met sausjes. In de verte wazig in het zonlicht waren twee van de piramiden van Gizeh te herkennen! Vlakbij zette een veerboot mensen over. Iemand nam ook zijn ezeltje mee op de boot. Een ander bracht zijn ezelkar tot vlakbij het water, toch nog een steil stukje, en liet het beest drinken. In de tuin van het restaurant werd in een kleine oven brood gebakken.

Bezochten in het oosten van de stad de Sultan Hassan-moskee. In een groot donker vertrek bekleed met tapijten trokken we onze schoenen uit, die in kastjes gezet werden. Door een korte hoge gang kwamen we op een binnenplaats. Dankzij de dikke muren en een draai die we maakten drongen nauwelijks geluiden van buiten door. Op de binnenplaats stond een grote overdekte fontein voor de voorgeschreven reiniging. Aan alle zijden waren reusachtige open ruimten of nissen voor gebed. Wij zetten ons in kleermakerzit in de hoek waar ook de mihrab, de aanwijzer voor Mekka zich bevond, en de minbar, dat wil zeggen de spreekstoel van de Imam.

Abdul legde een en ander uit over de opvattingen binnen de Islam. Hij ging nogal uitgebreid in op het gegeven dat de getuigeverklaring van één man opweegt tegen die van twee vrouwen. Buiten de moskee kochten we wat kaarten en postzegels voor het thuisfront. Mooi zicht daar, er stond nog een andere moskee vlak naast het door ons bekeken bouwwerk.

Het hectische verkeer in Cairo begon nu toch wel op te vallen. Abdul zei: links en rechts inhalen mag allebei, door rood rijden mag eigenlijk niet, maar gebeurt tóch, in feite mag bijna alles! Toch vinden er weinig aanrijdingen plaats.

Niet ver weg lag ons volgende doel: de Mohammed Ali-moskee of Albasten Moskee. Voor de kenners zei onze gids erbij: hij is mooier dan de Blauwe Moskee van Istanbul. Dit werd ook beaamd door degenen die daar geweest waren. Veel verguldsel. Er was een mooie hoge koepel, er waren kroonluchters met glas of kristal. Buiten hadden we een prachtig panorama over de stad, dit deel in het oosten is het hoogst gelegen. Op de heen- en terugweg reden we langs de zogenaamde dodenstad, de oude begraafplaats van Cairo, waar zich volgens Abdul de bewoners van de Sinaï gevestigd hebben na de oorlog met Israel. Volgens Botje wonen hier ook veel Christenen die toch een mindere positie hebben in Egypte en zich hier proberen in leven te houden van het vuilnis van de stad.

Als eerste “verkoopdemonstratie” –er zouden er meer volgen ! – bezochten we een juwelier. De begeleidende waarschuwing was, dat er veel onzuiver goud verkocht werd, maar in deze winkel werd de kwaliteit 18 K gegarandeerd. Zagen er wel een leuk hangertje anch, maar kochten het niet. We waren zo kort na aankomst ook nog niet echt in koopstemming. Als laatste programma-onderdeel gingen we naar de bekende bazaar Khan-el-Kahlili, bestaande uit een aantal Oosterse smalle straatjes met winkels in overvloed. Je zag er waterpijpen, goud- en zilverwerk, kleding, leerartikelen enz. Wij kochten toch al vrij snel een T-shirt met in hieroglief  “Egypte” er op, een raar anachronisme natuurlijk.

Het afdingen had ik wel goed door, maar ik had iets láger kunnen inzetten! Voor de facultatieve excursie naar Abu Simbel was weinig animo. Ik had even overwogen ‘m ook te doen, maar zag er van af. Later werd ‘ie helemaal afgelast. Wij vroegen ons uiteindelijk af, hoe hij in het programma ingepast had kunnen worden, want in Assoean ging alles na aankomst naadloos in elkaar over, zodat je zeker een ander deel van het programma had moeten missen…

 

Zondag 20 februari

Werden om 6.30 gewekt en ontbeten. Het ontbijt is doorgaans goed: verschillende broodjes, koffie met melk, ’s-avonds is er frisdrank of sap. In Cairo nog niet veel bier gezien en ook geen karkadeh (hibiscusthee), dat is meer een drank die in het Zuiden geserveerd wordt. Abdul had gezegd: ik merk wel, dat er veel cultuurliefhebbers zijn, dus ik zorg er voor, dat jullie iets eerder opstaan en dan bezoeken we in Sakkara nog een graf. Dit stond echter al in het vaste programma, dus wij dachten achteraf: dit was een slechte smoes om ons vroeg uit bed te krijgen. Ja, je moet soms toch wat!

Het graf dat we in Sakkara bezochten was de mastaba van Mereroeka. Mereroeka was de vizier van farao Teti, hij was trouwens ook diens schoonzoon. De mastaba bestaat uit 32 kamers en beslaat bijna 1000 vierkante meter. Mereroeka werd er begraven evenals zijn vrouw, de dochter van de farao, en hun zoon Meretiti. We kregen uitgebreid toelichting bij de verschillende reliëfs. Er was op de meeste plaatsen voldoende daglicht. In de grootste zaal van het graf zagen we een beeld van de overledene, ervoor de offerplek. Op het terrein werd aan de ingang gewaakt. Dit is in het hele land zo. Hier waren ook nog wachters met kamelen op de zandheuvels. Direct aansluitend aan Mereroeka bekeken we de piramide van Teti uit de Zesde Dynastie. De bovenbouw is half vergaan, de piramidevorm ervan nog maar nauwelijks herkenbaar. We zagen sommige van de bezoekers aan de piramide hevig puffend en ietwat verschrikt naar buiten komen, dus ik vreesde alweer het ergste. Het bleek een nauwe, steile afdaling waarbij je schuin moest lopen, daarna volgde een stukje bukken en gehurkt lopen. De toegang tot de grafkamer zelf was laag. Een in het zwart geklede waker  wees ons het plafond met sterren en de zwarte sarcofaag. Las op de steen de cartouche t-t-i (Teti). Maakte er een foto, maar vergat daarbij de automatische flits af te zetten, dus kreeg ik een berisping van de waker. Kocht het maar af met een pond!

Met de bus gingen we een klein stukje verder naar het complex van Djoser, het oudste stenen bouwwerk van de wereld. We betraden het terrein door een poort die deel uitmaakt van een gereconstrueerd deel van de muur die vroeger het hele terrein – meerdere hectaren groot – omringde. Er was daar een zuilenhal gebouwd met nissen. Hierin stonden van oudsher de beelden van de goden van de verschillende provincies van Egypte, aan wie geofferd werd voordat men het tempelcomplex betrad. Het geheel is een reconstructie van Franse architecten.

Het hoofdgebouw is de trappenpiramide, ontworpen door Imhotep, de architect die later vergoddelijkt werd, eigenlijk een aantal mastaba’s opeengestapeld. Zes lagen, de uiteindelijke hoogte bedroeg zeventig meter. Duidelijk was te zien hoe het ontwerp meerdere keren vergroot werd. Rechts ervan was een hal voor het heb-sed feest, waarin de farao een rituele strijd met een stier aanging. Als hij voldeed, mocht hij Egypte weer voor een bepaalde periode regeren. Oude farao’s, sommigen werden echt ouder dan negentig, voerden het ritueel in hun jonge jaren gelijk maar een paar keer uit, uit vrees dat het ze later niet meer zou lukken! De triomferende farao tooide zich na afloop met de  staart van de stier.

Gingen te voet rond de piramide. Op een van de hoeken gingen we even apart om mij op de foto te zetten. Een man kwam er al gauw bij, zette me een doek en band op het hoofd en riep: “good friend, no money!”. Dat kostte ons dus een flink bedrag voor plaatselijke verhoudingen en deed me besluiten niet meer met Egyptenaren op de foto te gaan….

Aan de andere zijde stonden we werkelijk aan de rand van de woestijn. Probeer je een zandvlakte voor te stellen, die doorloopt van daar tot aan Marokko!

Dankzij ons plattegrondje konden we van afstand nog  meer piramiden identificeren, namelijk die bij Dahsur in de verte en vlak voor ons de piramide van Oenas, de laatste farao van de vijfde dynastie, op de derde van de vier hoeken van het terrein. Op de laatste lange zijde zagen we dan nog een heel diepe, brede schacht met het graf van Amontefnacht, wonderlijk hoe ze die gemaakt hadden. Er was nog een andere schacht naast die met de eerste in verbinding stond en er voor moest zorgen dat eventueel door rovers weggegraven zand direct weer aangevuld werd. Volgens Abdul hadden rovers toch kans gezien ook die hindernis te omzeilen.

Hierna deed de bus Memphis aan, waar zich een groot liggend beeld van Ramses II bevindt. Het museum is óm het beeld heen gebouwd ; een open gebouw met één verdieping , een omloop om het beeld van alle kanten goed te kunnen bekijken. Meerdere andere objecten stonden daar, ik zag er ook een beeld van Bes, een huisgod, voorgesteld als een dwerg met een monsterachtig gezicht. Buiten in het open terrein stond de bekende Albasten Sfinx.

Hadden lunch in een groot openlucht wegrestaurant, een beetje verwant aan Van der Valk leek het wel, met lange tafels en beperkt menu. Sommige reisgenoten werden direct al erg jolig en bekogelden elkaar met sinaasappels. Het afrekenen nam nog geruime tijd in beslag.

Toch wel het hoogtepunt van de dag, één van de hoogtepunten van de hele reis, werd het bezoek aan Gizeh. We reden het laatste stukje over de toegangsweg met een ruime draai op de rand van het rotsplateau. Parkeerden recht voor de Grote Piramide van Cheops. Abdul gaf een korte toelichting en al die tijd rees de piramide achter hem op. Wat een kolossale hoop stenen!

Na zijn verhaal verlieten we de bus en staken het geëffende terrein over naar de piramide zelf. Cheops was niet toegankelijk. Beklommen de eerste paar lagen steen, begaanbaar via smalle treden aangelegd op de steenblokken. Ja, Herodotus was hier – hij vertelde dat verhaal over honderdduizend slaven die de piramide bouwden in twintig jaar -, Napoleon versloeg hier de Mamelukken en nu kwamen wij hier voor een fotosessie op zondagmiddag!

De bus reed ons door naar het panoramapunt, waar we allebei op de foto gingen met de piramiden op de achtergrond. Drukte van belang daar met alle bussen bijeen. Gizeh
Egon voor de piramide van Mycerinus

Meldden ons af bij Abdul in de bus, die achter Chefren zou parkeren, en liepen zelf langs de rand van de woestijn over het plateau terug.

Passeerden eerst Mycerinus, de kleinste van de drie met de opvallende bres erin ; daarachter kon je nog enkele bijpiramiden herkennen. Dan met een bocht achter Chefren langs, die met de kalkstenen bekleding nog op de top. Fotografeerde er van redelijke afstand met de zoomlens nog een groepje kameelruiters. We hoopten nog bijtijds terug te zijn bij Cheops om even iets mee te pikken van het bootmuseum, maar dat sloot net toen wij aan kwamen lopen. Na hergroepering maakten we een drieminutenritje naar de Grote Sfinx. De toegang liep daar via een kleine reconstructie van een tempel. Blijkbaar hadden meerdere groepen zich tegelijk op de Sfinx gestort, want plots waren er heel veel mensen in de kleine open tempelruimte die allemaal nog het smalle trappetje op wilden om het beeld van dichtbij te zien. Abdul zwaaide ons vrolijk uit en gaf ons ongeveer vijftien minuten vrijaf. Leek me moeilijk om in die tijd iets te zien! Wilde me eerlijk gezegd al weer een weg terug banen, de meesten van ons gezelschap haakten ook werkelijk af. Opeens liep het toch nog redelijk door, blijkbaar waren wij voor die dag de laatste bezoekers. Het zicht op de Sfinx viel vanaf die plek tegen, er was met name weinig detail te onderscheiden, maar wij konden tenminste weer zeggen: wij waren erbij!

De verkoopdemonstratie van deze dag was het bezoek aan een papyruswerkplaats in Abu el Houl-straat. Abu el Houl is de arabische naam voor de Sfinx en betekent zoveel als: Vader van de schrik. Men toonde ons, hoe de papyrusstengels geschild en gespleten werden, en hoe de banen vervolgens horizontaal en verticaal gelegd worden om een vel papyrus te krijgen. Volgens Botje wordt ook veel bananenblad als papyrus aangeprezen. Op de wanden van de galerie hingen platen met grotendeels bekende afbeeldingen. Zag er weer het motief van de troon van Toetanchamon, de Zodiac van Dendera – waarover ter plaatse meer - , de ganzen van Meidoem en zelfs een enkele Christus met doornenkroon! Wij kochten een plaat à 55 LE van Echnaton en zijn gezin, in aanbidding voor de zonneschijf. De stralen van de Zon eindigen in handjes die de farao en zijn familie het levensteken, anch, schenken.

 

Maandag 21 februari

Moesten om 4.45 op voor de binnenlandse vlucht naar Assoean in het uiterste zuiden van Egypte aan de grens met Soedan, het vroegere Nubië, over een afstand van ca. 1000 kilometer. Verliep prima, zaten alleen boven de vleugel, uitzicht merendeels woestijn en nevel en bergen, soms moeilijk onderscheid tussen die drie. Mooie aanzet voor de landing boven het Nassermeer, hier en daar begroeide eilandjes. Werden na aankomst en het sorteren van de bagage opgevangen door gids Mona en bezochten onmiddellijk de Hoge Dam, zagen ook de energiecentrale ernaast en op een eilandje in het Nassermeer ook de Kalebsja tempel, die volgens mij door de meesten niet opgemerkt werd.

Later reden we over de oude dam naar het vertrekpunt van de boot naar Philae. Daar zagen we de Isis-tempel. Het hele complex is zo goed mogelijk overgeplaatst naar het eiland Agilkia, omdat de oorspronkelijke locatie nu overstroomd is door het meer. Goed weer, een zogenaamd “lekker zonnetje”. Mona gaf toelichting op het voorplein met een hele mooie zuilengalerij. De royale pyloon maakte veel indruk, evenals de hypostylezaal erachter. Binnen toonde Mona ons het Koptische kruis, bij ons beter bekend als het Maltezer kruis, ten bewijze dat deze ruimte ooit in gebruik was als kerk. Verder was er een oude kapel, genaamd het “bed van de farao”, mogelijk gebruikt voor de rituele reiniging, voorafgaand aan de offerandes in de tempel. Was bij het kopen van wat kaarten op de aanlegsteiger zo onverstandig ook mijn dollars tevoorschijn te trekken, dus de verkoper zei direct: nee, geef me maar een dollar, ik betaalde een dollar voor twee kaarten.

Uit Assoean kwam vanouds het graniet voor de monumenten van het Egyptische rijk. We zagen er in een steengroeve de Onvoltooide Obelisk en Mona gaf uitleg over de methoden die de steenhouwers gebruikten om een blok van de gewenste grootte te krijgen. Eerst werd het graniet verhit en daarna werden hamerstenen gebruikt om het materiaal te splijten. Daarna werden dan nog gaten in de steen gehakt, waarin houten wiggen gestoken werden. Die werden nat gemaakt, waardoor het hout uitzette. Bij deze obelisk hadden de steenhouwers zich vergist. Het zou anders een van de grootste van heel Egypte zijn geworden. Later had men nog geprobeerd uit die grote tenminste nog een kleinere los te hakken, maar dat was wéér mislukt! Mooie steensoort, dat rode graniet. Ik nam een klein stukje mee in mijn broekzak.

Scheepten ons in op de Crown Jewel van de Travco vloot. Kregen hier een kamer die zwaar tegenviel, namelijk benedendeks en met kleine vensters vlak boven de waterlijn. Het stonk er ook naar brandstof, diesel of zo, en – wat we later pas zouden merken – het was er óók nog lawaaierig, we hoorden steeds een motor of generator op een ander schip. We deden ons beklag bij onze gids op het schip. Mr Nader regelde telefonisch wat luchtverfrisser – ja werkelijk! Wij begaven ons aan dek en lazen wat in de zon. Om 17.00 begon de thee-tijd op het zonnedek. Wel wat fris met wind. Daarna wandelen in de stad. Wisselden Traveller’s cheques bij de Bank of Alexandria en kochten snoep. Pas toen we terug aan boord waren, kwam Mr Nader zich op de hoogte stellen en vond dat het wel meeviel met de stank. Bovendien waren alle kamers al vol. Het zou nog wel beter worden, als we maar eenmaal gingen varen, maar dat zou pas vroeg in de ochtend zijn …

 

Dinsdag 22 februari

Begrijpelijk: slecht geslapen! Maakten foto’s aan dek van de zonsopkomst. Zagen veel schamele bewoning in de vorm van lemen hutten tussen de palmen. Ergens werden koeien met het veer overgezet. We hadden ontbijt in het restaurant op onze vloer, het onderdek. Na het ontbijt zagen we de dubbeltempel van Kom Ombo voor de goden Horus en Sobek. Voor een deel waren de zuilen nog steeds beschilderd, er stond een altaar van zwart graniet. Mona toonde ons reliëfs van de delivery chair of barensstoel en afbeeldingen van chirurgische instrumenten ; en ook de orakelruimte met geheime kamers waar de priesters zich verborgen. We werkten ons in betrekkelijk weinig vrije tijd nog door de tempel voordat we weer aan boord moesten. Liepen op ons gemak naar het zonnedek. Natuurlijk was er weer onduidelijkheid over het handdoekensysteem – dat kende ik nog uit Spanje - en meende een Duitser recht te hebben op een bepaald ligbed waar zijn handdoek op hing. De handdoeken waren echter allemaal identiek (blauw-wit gestreept)! Er was trouwens toch teveel wind aan dek om het echt aangenaam te maken …. We moesten verdacht lang wachten voor vertrek. Onderweg passeerden we Gebel Silsila en zagen er van een afstandje de steengroeven. We waren blijkbaar te laat vertrokken omdat enkele Duitsers te laat teruggekomen waren naar de boot. Jennie had ze gezien en zei dat de baas erbij liep en woest op hen was ; niet de alledaagse kwaadheid die de Egyptenaren meestal onder elkaar spelen, zoals wild toeteren in het verkeer, nee, hij was echt furieus geweest!

We bleven op het zonnedek tot de lunch om 12.00 uur. Het was, misschien vanwege de aankomst van een groep Italianen, Italiaanse dag aan boord, ook hun vlag hing in de eetzaal. Prima toch? Aten pasta, lasagna en zoet dessert.

Na de lunch bekeken we de Horustempel in Edfu. Hier werden we met koetsjes, caleches, door enkele langere straten naartoe gebracht. Ik mocht met het oog op plaatsgebrek op de bok zitten. Met de lage stenen middenberm en de vele kleine open winkels deed het erg aan Dodoma denken. Bij de lunch koud water gedronken, we voelden nu bijna gelijktijdig buikpijn. Merkwaardig was ook wel, dat warme dranken tijdens de lunch níet geserveerd werden, terwijl zelfs die onverschillige Mr Nader het ongezond vond om warm te eten en dan plotseling af te koelen.

Maar goed, de tempel was heel mooi en voor een groot deel gaaf. Het geblakerde plafond toonde dat deze ruimten ooit als stal gebruikt werden(!) en aan de hoogte van de uitsparingen in de muur, waar ver boven ons hoofd ooit paardentuig bevestigd werd, kon je zien hoeveel puin toen de tempel vulde. Mona gaf nadere informatie in het allerheiligste: door gaten in de muren konden genodigden, dorpshoofden en zo, meeluisteren en aan het volk getuigenis geven van de wensen van de god. Zo werd bijvoorbeeld overtuigend gebracht dat de belastingen verhoogd dienden te worden.

Vanwege de wind aan dek werd de thee geserveerd in de lounge.Wij bleven daarna zitten en vielen zo in de cocktail-party met presentatie van de bemanning ; hierbij werden ook hapjes geserveerd. Op de kamer wat geslapen. Tamelijk moe en diarree. ’s-Avonds was er “gala-diner”, gelukkig wisten wij oprecht van niks en verscheen ik gewoon in trui. Er werd beweerd dat er whisky aan boord gesmokkeld was en sommigen moesten daar weer zo nodig achteraan. Aan tafel, naar aanleiding van de sluis bij Esna ook nog “gedisku-zeurd” over de werking van een sluis. Legde het uit aan een reisgenote, die zei heel goed te weten hoe een sluis functioneert, maar desondanks beweerde: “we passeerden één deur en dat was het dan!” Het diner werd afgesloten met een prachtige geglazuurde feesttaart. Zagen ’s-nachts, dus ruim ná het eten pas de doortocht bij Esna!

 

Woensdag 23 februari

Eindelijk rust. Omdat we ’s-nachts arriveerden in Luxor lagen de motoren tenslotte stil. ’s-Ochtends werden we per bus naar het enorme tempelcomplex van Karnak gebracht waar we natuurlijk maar een fractie van konden zien. Bekeken uitgebreid de sfinxenallee, de achterzijde van de Eerste Pyloon, waar nog de constructiemethode met de zgn. mud bricks of lemen wallen te zien is, de open hof en natuurlijk de grote zuilen van de hypostylezaal. Deze zaal telt zestien rijen zuilen, waarvan de twaalf in het midden, de grootste, 22 meter hoog zijn. De totale zaal meet 103 x 52 meter. Er wordt gezegd dat Napoleons soldaten spontaan applaudiseerden toen ze dit geweldige bouwwerk uit de Oudheid zagen. Door een van de tempelruïnes naar het Heilige Meer, waar we even stil stonden bij een grote stenen scarabee en wat boekenstalletjes. Verder zagen we nog de obelisk van Hatsjepsoet, de zaal Achmenoe en tenslotte ook het allerheiligste. Op het terrein wordt continu doorgewerkt, zag er ook een hijskraan bezig. Mona zegt: van alle Egyptische oudheden is misschien nog maar een derde deel opgegraven.

Kochten na de rondleiding bij de uitgang ter hoogte van de Eerste Pyloon voor 10 LE wat beeldjes, nogal amateuristisch uitgevoerd in speksteen,  van een kat, scarabee en ibis,  verbeeldingen van de goden Bastet, Ra en Thot. We troffen het met de prijs nogal, omdat we al met één voet op de eerste trede van de bus stonden. Anderen betaalden toch al gauw 15 LE, dat scheelt zo’n gulden of drie….

De verkoopdemonstratie betrof oliën en essences. De getoonde essences worden met water gebruikt als basis voor bekende merken parfum of aftershave, een druppeltje of twee schudden in een flesje geeft 100 milliliter aftershave. Éen van de geuren werd aangeprezen als “Egyptian viagra”. Wij kochten er niks.

Nog vóór de lunch bezochten we de tempel van Luxor, grotendeels gebouwd tijdens de Achttiende en Negentiende Dynastie. Bekend beeld, maar toch frappant was de moskee Aboe el-Hagg, gebouwd op de muur net achter de grote pyloon. Bewonderden ook de obelisk, het voetstuk versierd met bavianen, die met opgeheven poten de zon begroeten. De obelisk is er een van een stelletje. De andere staat zoals bekend in Parijs op de Place de la Concorde. Lunch aan boord. ’s-Middags had Nader een tocht op een feloeka geregeld. Voeren daarbij met negen personen van onze groep op de Nijl tot zonsondergang. De feloeka een oudje met gescheurd zeil, bemand door twee jonge knullen. Voeren tot dicht onder de Westoever, daar zagen we kinderen spelen bij lemen huisjes onder de palmen. Met zonsondergang werd de boot bijgestuurd en gingen we weer op Luxor aan. Best koud op het water, hadden gelukkig onze truien, ik noem ze steeds boernoes, mee.

 

Donderdag 24 februari

Om 5 uur (!) op voor bezoek aan de Westoever. Bekeken na aankomst op het terrein eerst in het Dal der Koningen de graven van Ramses IV, Ramses III en Merneptah. Mona begeleidde ons in het eerstgenoemde graf en de andere deden we zelf. Ze hadden allemaal prachtige kleuren. Geen enkel stukje van de wand of het plafond was onbedekt gelaten. Zagen onder andere slangmotieven, ergens ook een harpspeler die erg de moeite waard was. Een van de graven had een sarcofaag in de vorm van een reusachtige cartouche. De andere – dat was die van Merneptah – was heel diep, de deksel van de sarcofaag lag los onder in de grafkamer ; een waker liet je er –tegen betaling! – onderdoor kruipen.

Van de tempel van Hatsjepsoet in Deir-el-Bahari, gebouwd door haar architect Sennoeth, bezochten we alleen het tweede terras, het derde was duidelijk nog in reconstructie, misschien dat het volgend seizoen opengesteld wordt… De veelgeprezen reliëfs van de expeditie naar Poent, vaak gelijk gesteld met het huidige Somalië, vond ik nogal tegenvallen, de kleuren waren flets, al was de bekende “dikke vrouw” wel duidelijk herkenbaar. Ook mooi waren de schepen afgebeeld, met allerlei soorten vissen eronder. Fotografeerde er ook de gier Nechbet met haar amulet. Links op hetzelfde terras de Hathorkapel bekeken.

Nechbet

In het Koninginnedal waren we alleen in het graf van Amonherchopsef, die als negenjarige overleed ; er was een foetus meebegraven, waarvan het skelet in een kleine vitrine getoond werd. Dit werd misschien gedaan om de overgang naar het leven in het hiernamaals te begeleiden of te vergemakkelijken. Waarom er opeens zo’n haast was en we het dal al na één graf moesten verlaten, was niet helemaal duidelijk!

Stopten op de terugweg nog wel even bij de fameuze Memnon-kolossen, op de locatie waar vroeger de dodentempel van Amenhotep III stond. De beelden stellen Amenhotep en zijn moeder Metamwa voor. De beelden waren in de Oudheid al een attractie: bij zonsopgang bracht een van de twee een klagend geluid voort, vermoedelijk door scheuren in de steen, maar na een restauratie in de Romeinse tijd hield dat op. Ik ging er op de foto en we kochten er fruit van een oude man langs de weg.

Met al dat gejaag wisten we het programma al kort na 12.00 af te ronden en konden we inchecken in het Novotel te Luxor. We waren zelfs zó snel dat de kamers nog niet schoon waren! En toen ze dan uiteindelijk klaar waren, waren ze nóg verre van schoon! Nou ja. We kregen een kamer op één-hoog aan de straatzijde. Toegang tot de kamer met een kaartsysteem waar ook de verlichting op werkte. Dat vond ik dan wel weer meevallen, dat is toch tamelijk geavanceerde techniek. Aten in de pizzeria die ligt in de tuin van het hotel. Pizza kun je ook overal krijgen, we aten het zelfs in Tanzania! Na het eten gingen we aan het zwembad liggen, een drijvend bad op de Nijl. Mooi zicht op de Westoever. Voor de afgifte van handdoeken moesten we – zoals op meer plaatsen – een logboek tekenen en handtekening zetten.

In de namiddag bezochten we het Luxor Museum, dat van 16.00 tot 21.00 geopend is. De geëxposeerde stukken staan er allemaal keurig opgesteld en zijn afzonderlijk uitgelicht. Er werd streng op toegezien dat niemand flits gebruiken zou. Een persoon werd ernstig berispt, Jennie meende zelfs dat iemand zei: destroy the film, maar zover kwam het ook weer niet. Ik werd er zelf ook nog bijna van beticht, ik zag dat er achter mijn rug geflitst werd en begreep al: straks krijg ik er de schuld van, en ja hoor, iemand van de bewaking vroeg me: was it you?! Het was wel een duur uitstapje, het kostte 2 x 30 LE. We liepen nog wat door de zijstraatjes, ik werd er door de koetsiers en de ambulante handel vanwege mijn snor meerdere keren aangesproken met: “hé, Moustache….”

 

Vrijdag 25 februari

6.30 op. Hadden een goed ontbijt. Moesten met een aantal bussen verzamelen in een zijstraat voor het konvooi naar Dendera. Onnodig te zeggen dat het samenstellen van het konvooi toch weer langer duurde dan we dachten. Dit soort dingen duurt in Egypte altijd langer, zelfs als je rekening hebt gehouden met vertraging duurt ’t toch weer langer dan je dacht….

Onze gids op deze trip was Mr Achmed een vriendelijke, gezette persoon. Reden een tamelijk lang stuk door de provincie Qena (spreek uit: Kena). Onderweg zagen we veel velden met suikerriet, dat op treinstellen verzameld werd. Blijkbaar worden de velden na de oogst platgebrand. We zagen hier en daar grote witte rookpluimen en een keer reden we vlak langs een veld dat zo behandeld werd. Langs het irrigatiekanaal voegen de kleine schamele huizen zich aaneen. We zagen er veel met halfopen daken van takken of misschien waren het oude stukken dor suikerriet. Hier en daar lagen dode beesten in het kanaal.

Jennie in Dendera
Jennie aan de achterzijde van de tempel van Dendera

Op het voorterrein van de Hathortempel in Dendera bekeken we allereerst de mammisi uit de Romeinse tijd en een Koptische kerk. In de feitelijke tempel was er veel aandacht voor het prachtige plafond. Ik vroeg me af, of dat nu de bekende Zodiac van Dendera was, maar die was verderop te vinden. Bezochten eerst nog het dak via zeer uitgesleten trap in de tempelmuren zelf en een nieuwgebouwde metalen trap bracht ons helemaal boven. De ene kant groen en vruchtbaar, de andere zijde enkel woestijn. Mr Achmed maakte groepsfoto’s. Ons toestel is een beetje apart. Zoals gezegd wilde de sluiter niet goed open. Dus maakte Jennie zelf maar een foto. Pas wel op, zei Mr Achmed, er is namelijk geen balustrade hierboven. From here to paradise instantly. In een kapel op het dak zagen we dan toch de kopie van de Zodiac, het origineel is in het Louvre, dacht ik. Zelfs voor een kopie zag het er nog lelijk uit, leek wel zwartgeblakerd.

Na de tour ging Mr Achmed naar een locaal restaurant. Na onze vrije tijd trof ons hele gezelschap hem daar aan een maaltijd met onder andere omelet en heel oude zoute kaas. Ieder mocht met zijn handen meeëten. Ruilde even verderop een pen – die ik toch al had willen weggeven – voor twee prentbriefkaarten.

’s-Middags gegeten aan het zwembad bij Novotel, aten een vegetarische salade en lazen wat tot ongeveer half vijf. Toen fietsen gehuurd voor het hotel, de mijne een tamelijk lage mountainbike. Stortten ons ermee in het plaatselijke verkeer langs de Nijl. Jennie voor de gelegenheid eigenlijk verkeerd gekleed namelijk in korte broek, maar we baarden toch nergens veel opzien. Passeerden al snel de Luxortempel en doorkruisden menig straatje met kleine winkels en onduidelijke bouwvallen. Ons doel was eigenlijk het platteland vlak buiten de stad, maar even voor de stadsgrens werd door twee soldaten naar ons gewezen ; en eentje zei zoveel als: You cannot leave Luxor, my friend. Merkwaardig toch, zou je dan niet vrij kunnen reizen in Egypte? Reden dan maar weer terug. Vlakbij de rand van de stad staat overigens het locale Hilton hotel. Als je dat uitloopt mag je dus blijkbaar alleen rechtsaf de straat op … Passeerden ons hotel weer ; stopten even verderop voor foto’s. ’s-Avonds afscheid van de Nijl.

 

Zaterdag 26 februari

Verzamelden ons op de manier zoals gisteren beschreven voor het konvooi naar Hurghada en de Rode Zee. De route viel overigens voor een deel samen met de weg naar Dendera. Een vereenvoudiging van het reisschema zou dus volgens ons zijn de excursie naar Dendera te combineren met de transfer naar Hurghada! Na de afslag vlakbij Dendera draaiden we rechtsaf voor de tocht door de Oostelijke Woestijn. Iemand zei: “.. en de aarde was woest en ledig, maar er was wel een asfaltweg”. Vond het een prachtig gezicht: veel kale heuvels met steeds wisselende kleuren. Bussen van het konvooi probeerden soms in te halen waar het eigenlijk niet kon. Waarom toch? Ergens langs de route stopten we bij een stoffig wegrestaurant. Binnen was het netjes. Volgens Jennie waren er voldoende goede toiletten.  Doorkruisden de laatste heuvelrug en kregen ons eerste uitzicht op de Rode Zee. Onze gids zei dat Hurghada met lichtjes ’s-avonds wel iets weg had van Londen of Parijs. (Hoongelach!). Van dichtbij zag het er allemaal minder florissant uit. We zetten op verschillende locaties reisgenoten af en kregen dus alvast een aardige indruk van de hotels. Het eerste heette Melia Pharaoh en had een pyramide verwerkt in de voorgevel. Zagen ook verschillende Oosterse paleizen en toen dacht ik opeens: Ach, nu weet ik het: we zijn hier in Disneyland. Ons hotel was Le Pacha Cataract Resort, ook een beetje in die Westers-Moorse mengstijl, men noemt het ook wel Oosterse of orientaalse Rococo, met losse groepjes appartementen in de tuin en een eigen strandje aan de Rode Zee. Uitzicht op het eiland Jiftun of Giftun.

We pakten onze boeken en lazen wat op een bankje in de tuin. Daarna maakten we een korte wandeling door de stad. De hoofdstraat doet in de verte wel wat aan de Spaanse kust denken, behalve dan natuurlijk de Arabische opschriften en het druk toeterende verkeer. Veel gebouwen zijn onaf ; of het ooit nog wat wordt?

De typering “Benidorm aan de Rode Zee”vond ik toch niet helemaal op gaan: er is geen hoogbouw, er is geen uitbundig strandleven, er is zelfs geen boulevard. Een van onze reisgenotes zei: “het is Eilat zoals het in de jaren tachtig was”. Daar zou ik me nog wel wat bij voor kunnen stellen.

Zagen bij het diner onze eerste Russen. Later troffen we ze overal. Reclames in de stad zijn vaak ook in het Russisch gesteld. Dronken na het diner koffie in de lounge.

 

Zondag 27 februari

Goed geslapen. Kregen informatie over de excursie met onderzeeër, de enige in de Rode Zee, die tot 22 meter duikt ; prachtige vissen gegarandeerd, ze worden namelijk door duikers voor je raampje gebracht! Vonden het toch te duur, namelijk 170 LE p.p.

Gingen aan het eigen strandje liggen. Er stond wel veel wind, dat hield eigenlijk nooit helemaal op. Het was ook een koude, gemene wind. Aten lunch, 2 Quarter Pounders, bij MacDonald’s schuin tegenover de Pacha. Namiddag oefenden we met snorkelen in zee. Moest tot mijn spijt vaststellen, dat snorkelen in een zwembad toch weer heel anders is dan in zee met golfslag!

’s-Middags kochten we ook nog badslippers voor Jennie, mooie roze, hoor, met vlindertjes. Waren uiteindelijk op een prijs van 15 LE uitgekomen en betaalden dus met 20, kregen echter geen wisselgeld maar twee plastic kettinkjes met scarabeeën ; ’t valt even goed in de categorie oplichting, maar och … het werd tenminste nog leuk gebracht. “Is this your honeymoon? Is he a strong man, hm?”

 

Maandag 28 februari

’s-Ochtends waren we aan het zwembad. Dachten nog even naar de welkomstbijeenkomst te gaan, maar lieten dat maar lopen. Hoorden van mensen die er wel geweest waren: vanmiddag een trip met catamaran vanaf Hotel Intercontinental, twee voor de prijs van een, maar wel al om 12.30 uur. Zochten dus gauw onze spullen bijeen en gingen er per taxi-busje heen. 

Het taxi-busje is een apart fenomeen. Ze stoppen overal waar toeristen lopen en als je meer dan 100 meter te voet afgelegd hebt toetert er wel een en vraagt men of je mee wilt rijden. Je bedenkt dan zelf een prijs, wij lieten het maar globaal afhangen van de afstand. Betaalden voor dit ritje 5 LE, maar de ritbegeleider zei: het kost 10 LE voor jullie twee. Mooi niet dus: wij hadden allang gezien dat de lokale bevolking, die ook meerijdt, per keer niet meer dan 25 of 50 piasters geeft, dus we vonden dit al heel goed betaald. Nou, ook o.k.!

Betraden Intercontinental, prachtige lounge, natuurlijk wel weer een beetje kitsch met al dat pleisterwerk en goud. In de hal werden foto’s en video getoond van de boot, de Red Sea Dolphin. Hij vertrok niet op het aangekondigde tijdstip, maar een uur later (…!), en de prijs was ook iets hoger dan tevoren gezegd.

Maakten de boottocht op tamelijk ruwe zee, ik zag veel kleine schuimkopjes, slingerden ook wel wat. De beide liggers van de catamaran waren onder de waterlijn voorzien van glazen wanden. Op de twee locaties die we bezochten mocht steeds een deel van de passagiers volgens kleursysteem tien minuten naar beneden. Zaten daar soms maar enkele tientallen centimeters boven het rif. We zagen wel veel vissen, het koraal was ook mooi, er waren diverse vormen als kokers en grote platte schijven, niet heel veel kleuren, helaas. Plotselinge randen van het rif waar je de mistige diepte in keek! Kregen als lunch aan boord een zakje chips en na afloop een certificaat mee.

Betaalden voor de rit terug naar Le Pacha 1 dollar. Bedacht: het is toch ook wel een beetje het Wilde Westen hier (not the Middle East, but the Wild West), iedereen zet maar gauw een handeltje op: een snelle excursie, geen tijdschema, geen vaste ritprijs, dat soort dingen.

Namiddag – was al na 16.00 uur – lunch aan de strandbar met tehina salad en brood plus cheese sandwich. Lekker! Op het hotelterrein zagen we deelnemers aan de “andere tour” van Isropa, die vanuit Cairo in een klein busje (zonder konvooi!) aangekomen waren.

 

Dinsdag 29 februari

’s-Ochtends weer aan het zwembad. Vandaag werd er veel kerstmuziek gedraaid, ik herkende onder andere Greensleeves, Winter Wonderland en Little Drummer Boy. ’s-Middags aten we in de pizzeria naast Le Pacha. Gelukkig zat er naast ons een authentiek Italiaans gezin dat nog voor wat vertier zorgde. Het moet gezegd worden dat de manager voor mijn gevoel heel behoorlijk Italiaans sprak, maar met z’n allen kregen ze het toch  niet voor elkaar om losse glazen wijn bij het eten te serveren zoals kennelijk de bedoeling was….

Daarna gingen we in een taxibusje naar Dahar Down Town ; op de heenweg volgden we blijkbaar de lange toeristische route, op de terugweg ging het in elk geval veel sneller. In Dahar bezochten we het Zee-aquarium. Het was spijtig genoeg een beetje een zielige toestand met toch wel kleine bakken en hier en daar lag volgens ons ook een visje dood te gaan. Zeiden we: hopelijk laten ze die vissen niet allemaal snel dood gaan om dan weer vrolijk nieuwe te vangen!

Kochten even verderop banaan en mandarijn bij een fruitkar en in het centrum een kameeltje voor mijn Ma. De verkoper was een heel sympathieke jongen uit Luxor die aanbevelingen van klanten in verschillende talen  verzamelde in een boekje. Op losse vellen schreef hij ook Nederlandse zinnen. Hij noteerde ze natuurlijk in fonetisch Arabisch, dus zo’n zin in het Arabisch, voor mij onleesbaar, kwam er bij hem dan uit als ‘ghai bant geel mhooi” (tegen Jennie) of: “goe ghaattet mettoe”.

Namen een taxibusje terug, lazen nog wat aan het zwembad en keken TV. Prima satellietontvangst trouwens: een Slavische zender en een Duitse (D-Welle), Rai Uno, Eurosport.

 

 

Woensdag 1 maart

’s-Ochtends alweer aan het zwembad. Nu werd er helemaal geen muziek gedraaid.

’s-Middags weer gegeten bij MacDonald’s ; als goede daad voor een dier gaf Jennie wat vlees aan de huiskat. Aten buiten op het terrasje Big Mac en Quarter Pounder. Op de kamer keken we naar Eurosport, een of andere wintersport, kan schansspringen of kunstrijden geweest zijn, en daarna terug naar het zwembad.

Veel reisgenoten waren op snorkeltrip. Zagen ze aan het eind van de middag langskomen. De echte doorzetters die in het water waren gegaan hadden ter plaatse wel veel kleurige vissen gezien, maar niet veel bijzonder koraal. De rest was op de barre eilanden door de wind zo’n beetje gezandstraald!

’s-Avonds diner en koffie in de lounge. Rook er een beetje vies, de naastgelegen disco wordt verbouwd, we meenden ook de architekt te zien die de renovatie leidde.

 

Donderdag 2 maart

’s-Ochtends alweer aan het zwembad. Jennie sprak nog enige tijd met reisgenoot over muziek. Ik las verder in het boek van Kinglake over zijn reis in het Midden-Oosten. ’s-Middags gegeten bij de strandtent, tehina salad en twee cheese sandwiches. We keken naar wat snorkelaars en een enkele surfer. Surfen zal hier nog niet meevallen met de sterke wind! Regelden al het een en ander voor ons vertrek, zoals ontbijtpakket. Reizigers van de andere Isropa-tour waren een beetje ontstemd: ze zouden vanavond vertrekken en volgens hun vluchtschema pas om 2.00 ’s-nachts in Amsterdam aankomen. Namiddag aan het bad om de laatste zonnestraaltjes mee te pikken.

 

Vrijdag 3 maart

Stonden voor het ochtendlicht op en zetten onze koffers buiten voor de terugreis. In de hal van het hotel kregen we een prima ontbijt overhandigd, ik kon eventueel zelfs een derde pakketje krijgen! Tegen de tijd dat we vertrokken begon het al aardig licht te worden… Het vliegveldje van Hurghada ligt inderdaad midden in een zandbak. De bagage zouden we tot Amsterdam niet meer terugzien ; we wisselden intussen wel van toestel. Gelukkig ging alles goed. De vlucht naar Cairo ging zoals verwacht heel snel. Hadden niet bijzonder goed zicht ; vlogen natuurlijk een heel stuk langs de Rode Zee. In Cairo weer begeleid door Mr Mounir Hassan.Na de nodige formaliteiten met kaarten, boarding pass en paspoort kwamen we in de taxfree zone met een aantal winkeltjes met souvenirs, boeken e.d. Ik kocht er toch maar het boek met de transparant-platen, a 16 dollars een beetje duur betaald. Er was ook een buffet, maar het principe hadden ze daar nog niet helemaal door, want er liep ook bediening met je mee… Kregen er zelfs wisselgeld in dollars en lire. Vreesden nog verdere vertraging, want blijkbaar hadden alle vluchten achterstand, maar het bleef beperkt tot een uurtje.

De vlucht bij daglicht in principe interessant, maar we zaten geen van beiden bij het raam. Zag een stukje Italië, een mooie kustlijn met een meer vlakbij zee en bergen in de verte. Hield me daarna maar bij de hoofdfilm Double jeopardy (met ondertitels in het Arabisch) en de cartoons van Tom en Jerry.

 



Bezoek ook deze site van het: British Museum

Meer foto's?
Een hele goede verzameling vond ik op: Aegypten : Fotos und Informationen
Er zijn mooie straatbeelden van Luxor te zien - heel herkenbaar voor ons - het interieur van de Grote Piramide, enzovoorts.