SAFARI-HABARI
Het verhaal van onze reis naar Tanzania 28 januari - 19 februari 1994
Vrijdag 28/1
Toch nog wat geslapen aan boord van het vliegtuig, een Boeing 747 van Lufthansa. Sommigen hebben de hele nacht stug doorgelezen. Vliegen een tijdlang boven dicht wolkendek ; dan wordt geleidelijk meer zichtbaar van het terrein. Landen in Nairobi op Jomo Kenyatta Airport. Daar worden we in een kleine transithal gebracht, met een boekenstalletje en uitzicht op een stukje van de stad. Ik zie er palmen en wat trucks. Na een kort verblijf gaan we met een duidelijk uitgedund groepje verder voor het laatste traject naar Dar es Salaam. Er is ruimte genoeg om even te liggen, waarvan Jennie dan ook gebruik maakt. Onderweg wordt uitzicht op de Kilimanjaro aangekondigd, dus we schuiven allemaal braaf naar rechts. De berg is werkelijk heel apart en steekt geïsoleerd uit het terrein. Er lopen diepe kloven doorheen en de bovenkant is bedekt met sneeuw. We overwegen een foto te maken, maar daarvan zou door de beslagen ramen toch niet veel terecht komen. Buitentemperatuur op deze hoogte (ca. 1.000 m) zo'n -60 graden C. Vliegen over Indische Oceaan.
Na nauwelijks een uur zetten we - voor de derde keer deze reis! - weer de landing in. Had gehoopt dat we in het rustige weer kalm naar beneden zouden "zweven", maar het wordt een tamelijk ruige landing ; ik voel mijn maag behoorlijk opspelen. In de aankomsthal vullen we nogmaals een kaartje in met alle gegevens die de ambassade óók al van ons heeft: o.a. verblijfsduur, verblijfsadres enz. Er zijn wat kale hokjes, eentje oogt wat beter & is bestemd voor "State Visitors".
In de hal worden we begroet door Gerrit die de nacht in de stad heeft doorgebracht en die in het drukke verkeer in een file verzeild geraakt was. Op zijn aanraden besluiten we buiten in een van de kiosken direct geld te wisselen. Krijgen voor 100 $ zo'n slordige 50.000 Tanzaniaanse shilling. De voorkant van het luchthavengebouw oogt tamelijk futuristisch: een hoog dak op betonnen zuilen. We gaan aansluitend koffie drinken in een bar boven de aankomsthal. Op de ramen is nog met witte contouren kerstversiering aangebracht. Buiten op het parkeerterrein staat Gerrit's jeep. Hij heeft de reis naar Dar gecombineerd met bezoek aan Tanga in het noorden. Het reizen over lange afstanden is voor hem min of meer gewoonte geworden.
Buiten het vliegveld belanden we al snel op een grotere uitvalsweg. In Tanzania houdt alle verkeer links. Het geheel maakt een rommelige indruk. Het inhalen gebeurt min of meer naar eigen goeddunken ; wel is het gebruik om met knipperlicht aan te geven of je kunt passeren: links knipperen = je mag inhalen, rechts = het kan niet. Langs de weg talloze kraampjes met textiel of fruit ; op sommige plaatsen heeft zich spontaan een speciale markt ontwikkeld bv. voor hout. De meeste mensen liggen op de kramen om zich tegen de zon te beschutten of schuilen onder bomen. Hier en daar passeren we auto's met een dikke zwarte walm uit de uitlaat. Bij gebrek aan airco rijden we met de ramen open.
We gaan met een ruime boog om het centrum van de stad en komen na enige tijd op een rondweg die naar Dodoma voert. Links en rechts wat onduidelijke bedrijfjes in kleine gebouwen en hutten met felle kleuren: slagerij van ongeveer 2 x 2, die grote stukken vlees aan haken uitstalt, ook kleine bars en "hotels" met engelse namen. In het begin is er nog veel vrachtverkeer en er rijden vrolijk gekleurde bussen ; bij één ervan hangt de conducteur achterop en geeft met tikken op de zijkant aan, dat de bus moet stoppen.
Verderop staan de huizen meer verspreid, met bomen en akkertjes ertussen. De weg is geasfalteerd en wordt ook geregeld hersteld. Toch moet het geen pretje zijn, daarop in het donker te rijden. Gerrit wijst ons af en toe plaatsen waar bussen of auto's van de weg zijn geraakt. Nog iets aardigs is, dat veel fietsen geen rem hebben en dat je als automobilist dus ruim vantevoren door veel claxonneren je komst moet aankondigen. Dat er desondanks wel eens iemand van schrik in de berm belandt, geldt in dit land als 'n goeie grap ...
Na geruime tijd - ik schat dat we zo'n 150 km afgelegd hebben - stoppen we even bij een bar en bestellen cola. Binnen is het aangenaam koel ; temperatuur buiten is meer dan 30 graden en omdat het net middag is geweest, staat de zon heel hoog.
In Morogoro, een wat grotere stad aan de weg, stoppen we later voor een maaltijd bij een soort "wegrestaurant". Het interieur is nogal schamel: wat houten tafels en stoelen, hier en daar liggen nog wat botjes e.a. resten van maaltijden. De prijslijst vermeldt een aantal gerechten met de woorden wali en ugali, die ik al kende uit de gidsen: wali is rijst en ugali is maïs. We eten wat mooie witte rijst met spinazie, moet tot mijn spijt een deel laten staan. Kort na ons komt een buslading reizigers binnen en in een mum van tijd zit het hele restaurantje vol. De bezoekers wassen hun handen voor het eten. Wij verlaten het restaurant weer ; op de treden buiten zitten veel kinderen. De jeep is inmiddels van onder tot boven gewassen, zelfs de banden hebben een beurt gehad! Overbodig te zeggen dat alles binnen de kortste keren weer stoffig wordt. Verderop zien we poelen, overgebleven na de regentijd. Kinderen baden erin en Gerrit zegt zoiets als: "toe maar, 't duurt een jaar voordat dat weer kan!". Wéér een stop: Gerrit wil nog vlees inslaan op een ranch langs de route ; naar zijn zeggen hebben ze er de beste runderen van het land. In de schaduw van wat bomen zitten een paar mensen, één ervan gaat even later de band van zijn fiets oppompen. Hoop voor hem, dat hij niet voortdurend stuk rijdt op de gravel hier! De oorlellen van deze mensen zijn bij wijze van versiering uitgerekt zoals je wel eens op plaatjes ziet.
Achter een schuur hangen koeiehuiden te drogen en er klinken vreemde vogelgeluiden. Ik zeg tegen Jennie: "die ken ik nog niet". Gerrit gaat met de auto de manager zoeken. Hij had gedacht tien kilo te kopen, maar later komt hij samen met een andere gegadigde uit op vijf kilo. Wij hebben intussen ontdekt dat onze jacks achterin de jeep ook al aardig gekleurd zijn door het rode stof. Was al benieuwd hoe een wit jack drie weken Afrika zou verdragen!
Geleidelijk wordt het landschap heuvelachtiger. Zien diverse begroeide bergen, zgn. kopjes, in het overigens vlakke landschap. Eindelijk wijst Gerrit ons een drietal achter elkaar liggende heuvels. Achter de laatste heuvel ligt Dodoma. Die stad is het beoogde regeringscentrum, maar een en ander vlot nog niet erg. Zo passeren we - eenmaal in de stad - een paar rotondes waarvan nog niet duidelijk is, wélke wegen er op aan moeten sluiten ... We stoppen bij het Jamboree Hotel met een tuin met zitjes en dichtopeenstaande bomen (in de Hayit-gids minder accuraat omschreven als "Biergarten").
Daarna de werkelijk laatste etappe: 40 km over een extreem rommelig pad, waarvan Gerrit vertelt dat het onlangs na de regens nog véél slechter was ; er zijn inmiddels alweer reparaties verricht. Heb desondanks medelijden met Jennie, die achterin alle klappen opvangt en een keer zelfs het dak raakt.
Eenmaal binnenshuis worden we begroet door Ineke en de kinderen. Ook zijn daar Martha en Ilse. Wij zijn tamelijk uitgeteld en willen alleen nog maar zitten. Ik kan zelfs geen brood meer aanraken. In het dorp heerst cholera, een onaangename verrassing. De arts in Nijmegen had notabene gezegd: we enten daarvoor niet in, maar ik geef je voor de vorm een stempeltje. Gerrit en Ineke verzekeren ons dat er voor ons nauwelijks risico is, waarop we min of meer gerust gaan slapen.
Te gast in Mvumi: een huis in Afrika
Zaterdag 29/1
Goed geslapen, van misselijkheid geen spoor meer.
Ochtend brengen we grotendeels binnenshuis door. Kijken even rond het huis naar de parelhoenders, konijnen e.d. en eten koekjes op het terrasje aan de achterkant van het huis. Gerrit toont ons de modelstallen en legt het een en ander uit over de beheersproblemen: hoe moet je de locale bevolking stimuleren om deel te nemen, hou je ze in loondienst enz.? Probleem in het dorp is een gebrek aan koopkracht terwijl er genoeg behoeften zijn. Dat brengt ook weer moeilijkheden, bv. beheer van gelden: iedere dorpsbewoner die geld beheert van het project krijgt mensen aan de deur, die om dringende redenen geld nodig hebben (b.v. ziekten). Intussen is Ineke druk bezig met een taart van drie etages, die als bruidstaart moet fungeren bij een huwelijk dat 's-middags in de kerk vlakbij plaatsvindt.
In de loop van de middag wandelen we naar de kerk die blijkbaar voor de gelegenheid versierd is met bloemen aan dwarsgespannen touwen.
Binnen zitten voornamelijk vrouwen en kinderen, mannen vertonen zich hier nauwelijks. Een aantal mensen wacht buiten voor de kerkdeuren, na enige tijd naderen twee jeeps. De voorste met het bruidspaar toetert luid en lang. De kleine laadbak is afgeladen vol, misschien wel 15 mensen.
Het paar wordt begeleid door jongens met witte overhemden en "dansmeisjes" in groene jurken. Van de bruid wordt verwacht dat ze niet lacht en niemand recht aankijkt. Ook voor haar familie is het een ernstige zaak, want na haar huwelijk gaat ze op het land van haar man werken, dus zij verliezen een arbeidskracht. De Anglicaanse dienst is in het Swahili. Herken alleen het regelmatig terugkerende "Mungo" (God). Er wordt wat gezongen en af en toe klinken luide kreten. Met groot vertoon wordt de taart uit Holland binnengebracht en aangesneden. Gerrit maakt foto's. Daarna wordt het paar door verwanten toegesproken, één keer kan de bruid een lach niet onderdrukken.
Na afloop van de plechtigheid wandelen we door het dorp terug. 's-Avonds na het eten Wereldomroep luisteren, spreken over Brinkman, en het Janmaat-interview.
Zondag 30/1
Jennie en ik kennen elkaar vandaag één jaar. In heel Mvumi natuurlijk geen rozen te krijgen, had anders beslist een boeketje gekocht!
Gerrit is naar de mis geweest, wij zouden er om 10 uur nog een kunnen volgen in de lokale taal waarvan me de naam steeds maar ontschiet (het Cigogo) ; we zien daar maar van af. Na het ontbijt gaat Gerrit een eend slachten die sowieso met zijn macho-gedrag al langer irritatie opriep. Bekijken papaya-bomen. 's-Middags gaan we even bij Ilse in het schooltje thee drinken. Gerrit en Ineke onderhouden dat uit eigen middelen: 's-ochtends voor de eigen kinderen, 's-middags ook voor een achttal kinderen uit het dorp. Wij hadden ook een hoop materiaal daarvoor meegebracht zoals prikpennen, waterverf en behangpapier. Spreken met Ilse even over vliegen via Moskou, de daaraan verbonden voor- en nadelen. Lopen langs het hospitaal terug.
Namiddag maken we een dorpswandeling, onder andere langs een grondstuk beplant met suikerriet, vlakbij een proefveld van het project. Verderop komen we langs de dorpsschool. Twee typische open klaslokalen en een kantoortje (ofisi) voor de onderwijzer. Tegenover een ander lokaal, waar blijkbaar op dat moment catechesatie gegeven wordt. 's-Avonds eten we eend met gebakken aardappelen, eigengemaakt mango-ijs na.
Maandag 31/1
Ochtend zijn Gerrit en Ineke al aan het werk als wij opstaan. Ontbijten, daarna is er ruim tijd om te lezen, heb een reisverhaal mee over Tibet. Gerrit komt als eerste terug om op zijn PC te werken. Eén van de dorpsbewoners, een oudere blinde man die ook Engels spreekt, komt naar de nieuwsuitzending luisteren. 's-Middags schrijven we enkele kaartjes voor de meest dringende gevallen. Ineke heeft zelf wel een voorraadje, maar om die nou allemaal aan te spreken ... Kaarten zijn in het dorp zelf niet verkrijgbaar, wij willen ze (over)morgen in Dodoma gaan halen. Wat we af hebben brengen we naar het plaatselijke postkantoor, daarna broodmaaltijd en dan siësta of iets lezen.
's-Middags met Gerrit in de jeep naar een veld dat een heel eind verderop ligt. Jenne Jan en een oudere jongen uit het dorp gaan ook mee. We zien o.a. bananenbomen, bij een ervan wijs ik de tros kleine groene harde vruchten en op een heel merkwaardige bloem met donkerrode gekrulde bladen. Aan de rand van het veld staat een grote baobab. We gaan op één van de wortels zitten en zoeken naar doedoe's, een verzamelnaam voor alle soorten insecten.
In de afgelopen nacht heeft een van de dikkie-diks zijn poot gebroken. Ineke vraagt zich op een gegeven moment af, of dit niet toch moedwillig gedaan is. Hoe dan ook, dit dier, een klein soort hert, staat 's-avonds op het menu. Jennie is behoorlijk misselijk en durft zelfs nauwelijks te drinken, laat staan iets van de maaltijd te proeven. We praten nog wat op de bank en gaan wat vroeger dan normaal slapen.
Dinsdag 1/2
Jennie heeft 's-nachts redelijk geslapen. 's-Ochtends nemen we een bad in de tobbe: de douche is nog steeds defect. Grijpen de gelegenheid aan, om ook haren te wassen. Andere ochtenden werden steeds kleren gewassen in de doucheruimte. We brengen nog een brief weg voor Jennie's ouders en lopen langs het hospitaal terug. Gerrit geeft ons inzage in een rapport over de "farming conditions". De toon daarvan lijkt nog redelijk optimistisch, maar Jennie en ik beseffen wel dat het werk niet zo eenvoudig is. Ik ga achter het huis wat zonnen, maar leg me een beperking op van ongeveer 15 minuten.
's-Middags wordt de noodzaak tot siësta steeds groter, zelfs Ineke zegt nu dat we in een slechte tijd gekomen zijn, het is veel te warm. Gerrit's rapport geeft sowieso 29 graden C als gemiddelde maandtemperatuur. Namiddag maak ik een 3-minuten rondje met de filmcamera bij het huis. Gerrit en Ineke maken een dansje met de kinderen (typisch Afrikaans!) en we filmen ook de koeien, een arbeider die naar het land gaat, eindshot op een papayaboom. 's-Avonds kopen we houtsnijwerk: olifanten, giraffes, wrattenzwijnen aan huis. Dat is nog eens makkelijk inkopen, en de lokale bevolking is óók weer geholpen.
Woensdag 2/2
's-Ochtends rijden we met Gerrit en een aantal mensen uit het dorp naar Dodoma. Aanvankelijk hadden we een plekje gezocht in de laadbak, maar Gerrit vraagt ons binnen te komen zitten. Wel beter, maar een flinke rit met opgevouwen benen. Des te fijner in Dodoma te mogen wandelen. Nemen ruimschoots de tijd voor onze toer. Lopen o.a. langs een kerk met geel-oranje muren en een torenklok met zwart-witte wijzerplaten. Jennie maakt een foto. Vlakbij duiden we met vingergebaren bij een openlucht muziekkraampje aan, dat we een duimpiano willen aanschaffen. De kleine zakenjongens bieden direct aan, dat we bij 2 ex. "discount" ontvangen! Krijgen na enig afdingen een fraai exemplaar met ingekraste teksten voor 2400 T. Sh.
Lopen verder in richting kathedraal. Voelen ons niet direct bekocht, maar misschien hadden we een betere prijs kunnen bedingen. Krijgen van passanten nog meer houtsnijwerk (ook quasi ebbenhout?) en zelfs "spears" aangeboden. Tot mijn verbazing is er zelfs een Wimpy: een houten keetje met groen-witte zonwering aan een rotonde. Drinken daar flesjes Pepsi.
Op onze voortgezette wandeling zien we nog veel meer: kantoorgebouwen, guesthouses (o.a. Ujiji), boekhandels en kleine bedrijfjes. Ik maak nog een foto van een man aan één van de vele ouderwetse naaimachines. Wel eerst vragen! Omstanders roepen: "picha, picha" (later pas begrepen: is Swahili voor "picture").
De stad kent blijkbaar veel geloofsrichtingen. We zien ook nog een moskee. Gelukkig hoef ik daar niet eerst om toestemming te vragen. Grappig zijn de kleine minaretten: lijkt wel suikerwerk. Op de terugweg zien we Gerrit lopen, die ons naar het SNV-kantoor brengt. We drinken er wat en lezen de Daily News (in het Engels). Via buromedewerker Cor krijgen we een introduktie voor de Climax Social Club, met zwembad. Eigenlijk wel een beetje neo-koloniaal maar we laten ons dat maar eens aanleunen. Worden al snel overrompeld door een schoolklas, europees en locaal, misschien van een internationale school, hogere ambtenaren, ambassade-personeel e.d. Na de les speelt de juf nog "Simon says ...".
Later spelen we "vier op een rij" aan de rand van het bad onder een golfplaatafdak ; een gezette Amerikaanse dame raakt - na herhaalde pogingen - uiteindelijk met ons in contact & vertelt bijna eindeloos over haar bijdrage aan het ontwikkelingswerk (iets met community health) en natuurlijk moet ook zij veel rijden over zeer slechte wegen. Juist als we denken dat ze het terrein verlaten heeft, komt ze nog eens langs met foeilelijke kalenders van de Christian Medical Association. Uiteraard kopen we toch zo'n ding - al was het maar om Ineke ermee te plagen. Redelijk verbrand.
Gerrit haalt ons kort daarop af en gaat nog even boodschappen doen. Ik hang bij de markt uit de auto met het fototoestel en prompt vertelt een heer in kleurig hemd: "some people might get reactive if you take pictures". Op de markt valt nog wel stiekem een foto te maken met een oude truc: zet een bekende op de voorgrond als "alibi". Wirwar van fruit, vliegen en mensen.
Treffen de anderen bij SNV en hobbelen weer vrolijk terug. Een van de passagiers heeft golfplaten gekocht voor de (ver)bouw van zijn huis. Avondeten weer van het rundvlees dat we op onze 1e dag meebrachten. Verder is er rijst en groente. Toetje is zuurzak, op het eerste gezicht omschrijf ik het als kruising tussen mango en aardbei (groen met zwarte spikkels). Zou in Surinaamse winkels te koop zijn voor ca. f. 7.-. Hier natuurlijk bijna voor niets op de plaatselijke markt. Smeren in met After Sun.
Donderdag 3/2
Na het ontbijt maken we weer een dorpswandeling. We passeren o.a. de markt waar ondanks de recente gevallen van cholera alweer gehandeld wordt. Eigenlijk geldt er een verbod. Via een bepaald systeem van familiehoofden zou die informatie doorgegeven moeten zijn. We raken langzaam op een pad uit het dorp en komen in een buitendorp met witte huisjes dat gek genoeg Kairo (!) heet. Hier besluiten we om te keren, na nog even vruchteloos te hebben gezocht naar een weg rond het dorp. Op de terugweg ontmoeten we de houtsnijder van afgelopen dinsdag. Na de gebruikelijke groet Habari - nzuri wil hij wel een praatje met ons aanknopen, maar ik moet al snel weer bekennen: ninasema Kiswahili kidogo tu. We buigen af en vinden tussen de huizen en kleine akkers door de route naar het proefveld waar we onlangs met Gerrit waren.
Het is er nu verlaten. De gewassen in de tuin lijken na de korte nachtelijke regen alweer gegroeid. Vlakbij menen we dadelpalmen te herkennen, de akkers zijn hier beplant met suikerriet. Onderweg naar huis voelen we ons nogal bekeken. Eraan denken het fototoestel of filmcamera in een tas te vervoeren en niet opzichtig als westerse toeristen door het dorp te struinen. 's-Middags gaan we stoffen kijken in de diverse winkels, kopen materiaal voor een hemd voor mij en een jurk voor Jennie (1500 en 3000 Tsh.). Lopen langs het huis van de prime minister, omgeven door een indrukwekkend hek. Daarbinnen o.a. vier hollandse koeien en de grootste baobab die ik ooit zag. Even verderop komen we langs de woning van de huishoudelijke hulp Mamahawa ; eerst toont ze ons de oude hut met een tamelijk laag dak van takken, beschilderd met (Bijbelse?) motieven en dan het nieuwe huis met stenen of lemen muren en een golfplaatdak. Er is goed geïnvesteerd. Te gast bij haar is een oudere man, een van de weinigen voor wie Ineke de respect-groet shikamoo gebruikt. Hij is dan ook een geleerd man, een arch-deacon met emeritaat die in teamverband werkt aan een vertaling van de Bijbel in het Cigogo.
Vrijdag 4/2
Gaan al om 6.45 uur met Gerrit en Ilse mee. In Dodoma maken we eerst een stop bij de garage van het diocees. Gerrit laat de uitlaat oplappen, omdat er steeds benzinedampen in de cabine doordringen. Aan apparatuur niet echt gebrek, maar het pronkstuk van de werkplaats staat al sinds de levering stil, blijkbaar omdat het bij ontscheping in Dar beschadigd werd. Typerend is ook, dat er één man aan de auto werkt, en er vier omheen staan ...
We gaan nog even aan bij SNV, dan via de grote weg naar Mpwapwa. Komen er via een kwalitatief slechte weg, maar och, alles went. Gelukkig blijft het de hele dag bewolkt. Verdwalen nog bijna in het vervallen pindaproject Kongwa.
Mpwapwa ligt op een uitgekozen strategische plek onderaan een berghelling. De stad is niet aangesloten op een electriciteitsnet, maar heeft een stroomvoorziening via een diesel-generator. We bezoeken het terrein van het Ministry of Agriculture and Livestock Development (ca. 4.000 ha, de grootste proeflocatie van het land). De onderzoeker die Gerrit wil spreken, neemt ons eerst mee voor een hapje eten in het New Hafuns Hotel. Eten er wali, boontjes, spinazie en een hapje vlees van metalen bord. Op het terrein nemen Jennie en ik even vrijaf, draaien een filmpje van stallen en velden, ook een close-up van een grote rups of duizendpoot. Later per auto naar een groter proefveld met talloze interessante gewassen. Een beetje merkwaardig is wel hetgeen Gerrit vertelt, n.l. dat men al veertig jaar zuiver wetenschappelijk (ZWO)-onderzoek naar planten die sowieso nooit op een rendabele manier verbouwd kunnen worden.
Voordat we de terugreis maken gaan we nog even aan bij het New Hafuns. Het interieur is heel apart: witte tegels, daarboven blauw geschilderd, sober metalen meubilair, aan de muur een poster van F.C. Barcelona - wat zou Maurice dat schitterend gevonden hebben! - en naief schilderwerk: stillevens en een gezicht op Kilimanjaro. Zonder twijfel de toplocatie van Mpwapwa! In het spoor van de grote reiziger Stanley (1874) bestel ik Fahari, een groene frisdrank. Komt me vaag bekend voor ; hadden we vroeger in Nederland ook niet zoiets?
Zaterdag 5/2
's-Ochtends bezoeken we een locale kleermaker, Robert. Bij wijze van reclame voor zijn bedrijfje heeft hij een naaimachine op zijn huis geschilderd. De wanden zijn beplakt met foto's uit westerse tijdschriften. Ineke heeft hem ook wat voorbeelden kado gedaan. Hij geldt als de beste "couturier" van het dorp en werkt op het moment van ons bezoek aan kleren voor een bruiloftsfeest. We geven stof af, voor een hemd voor mij. 's-Middags rijden we naar Dodoma. Eerst voor een bezoek aan het zwembad, het is bewolkt maar we amuseren ons toch goed. De maaltijd, w.o. hamburger, wordt weer geserveerd op borden geïllustreerd met sprinkhanen. Dat wekt vreemde associaties, de vliegen laten zich e.e.a ook goed smaken.
Tussendoor gaat Ineke boodschappen doen. Jennie vraagt een arts om consult. De bultjes zijn geen bijeffect van de paludrine-tabletten. 's-Middags maken we ons op om Simba Hill te beklimmen. We halen Martha en Ilse en een aantal Engelse jongelui op bij een hotel. Enige onduidelijkheid over de te volgen route. Een groot deel van het pad is min of meer gebaand ; en er zijn treden gemaakt van grote stenen. Toch raak ik van de snelle en steile klim behoorlijk aan het zweten.
Stoppen op een plateau vlakbij de top. Het hoogste punt ligt op een rots die niet bereikbaar is zonder hulpmiddelen. Vanaf onze plek hebben we toch aan drie zijden fraai uitzicht. Ik daari het restant van het filmpje vol en we eten cake. Afdalen gaat in rustiger tempo. Beneden ontdekken we tot onze schrik, dat een achterruit van de auto ingeslagen is. Gestolen zijn o.a. de autoradio ca. 70.000 Tsh aan geld, Gerrit's zwembroek en zelfs de pop van de kinderen. Het ergst is echter de ruit zelf ; het kost Gerrit en Ineke een hoop geld om een nieuwe te laten monteren. Zo'n ding moet ook nog uit Dar es Salaam komen. Terwijl Gerrit aangifte gaat doen, eten wij in het Jamboree-hotel. Stikt er van de muggen, de steak is de taaiste die ik ooit at, zullen maar aannemen dat de goede wil er is. Ineke zegt: nu met het nieuwe management is de standing wel omhoog gegaan ...
Door donker terug, wel een enerverende rit, maar Gerrit rijdt de weg naar Mvumi wel vaker 's-nachts.
Zondag 6/2
Gaan toch maar eens een dienst bezoeken. Zijn eerst uitgenodigd bij de hippe dominee Amos, vlot gekleed in geel shirt, blauwe pantalon en sjieke zwarte schoenen. In de kerk krijgen we ereplaatsen tegenover de dominee zelf, en worden weer tamelijk bekeken. Gerrit en Ineke lezen beiden uit de Schrift, resp. uit Job en Mattheus. Lange zit afgewisseld met zang. Wat wij denken dat de preek is, blijken alleen nog maar de mededelingen. Dragen fors bij in collecte, ca. ¦ . 2,50 in Nederlands geld.
Uiteindelijk wordt de dienst toch nog afgerond ; daarna stellen we ons buiten op en geven alle kerkgangers een hand. Eten bij Amos thuis in een klein donker kamertje ugali met bruine bonen en aardappelen (die gelden als groente). De mais met de hand kneden en van het bolletje een schep maken voor de boontjes.
's-Middags tijdens de siësta regen ; kort maar hevig. In de loop van de dag komen dorpsbewoners hun medeleven betuigen in verband met de diefstal. Voor deze mensen gaat het natuurlijk om gigantische bedragen. Robert komt mijn hemd brengen, dat bij allen nogal in de smaak valt. Echt leuk Afrikaans motief.
Maandag 7/2
's-Ochtends schrijft Jennie een paar brieven en bezoekt de school. 's-Middags bezoeken we met Ineke het ziekenhuis. Eerst komen we langs de zusterverblijven. Zij schijnen heel klein behuisd te zijn. Moeten echt met een paar mensen één kleine kamer delen. De oogkliniek met Tanzaniaanse arts geniet enige faam. Wij vertellen dat er onlangs op nederlandse TV ook een actie voor gehouden is (Wilde Ganzen). Verder zien we de operatieruimte - althans van buiten. De inrichting valt i.h.a. nog niet tegen al moet je er zelf niet aan denken, dat je hier een tijdje verpleegd moet worden. Buiten koken wat verwanten maaltijden voor de patiënten. Het is nu nog een rustige tijd: als er echt veel malaria heerst ligt b.v. de transfusiezaal vol met babies, vandaag is het er maar één. Een pijnlijk moment beleven we op de kinderafdeling, waar we belangstellend binnen wandelen en pas na enige tijd gewezen worden op een kindje dat zojuist is overleden door uitdroging ... 's-Avonds na wereldomroep stevig discussiëren over astrologie.
Dinsdag 8/2
's-Ochtends naar het proefveld in het suikerriet. Gaan 's-middags onverwachts naar Dodoma. Werken voor Gerrit een klein boodschappenlijstje af in de zgn. mini Supermarkt: gist, poedersuiker (icing sugar) en chocola. Met name choco is hier verhoudingsgewijs erg duur. Eigenlijk - zo zeg ik - kunnen we het niet maken om op straat stukjes ervan op te eten. Proberen het toch op een slinkse wijze voor elkaar te krijgen. Drinken wat bij Wimpy en wandelen daarna door naar het station. Van grote aankomst- en vertrekstaten is natuurlijk geen sprake, maar dat er slechts met één tamelijk vuile loc gemanoevreerd wordt, valt me een beetje tegen. Terzijde op het terrein staat nog wel een door en door verroeste stoomloc. Dat zou nou eens een leuk object zijn voor een verzamelaar. Ik kijk in het kapotte stookgat en probeer ook het typeplaatje te lezen, maar kan er niks meer van maken. We lopen weer naar het SNV-kantoor waar Gerrit ons al opwacht. Rijden nog een eind met hem mee om gegevens te achterhalen over een "geheime" conferentie die binnenkort gehouden wordt. Achtereen naar Dodoma Hotel, nog een locatie, en dan de Capital Lodge. Die laatste kan met wat pas- en meetwerk nog wel door voor een goed pension. Daar denkt Gerrit uiteindelijk beet te hebben.
We drinken nog wat in de tuin van het Jamboree Hotel, dat nu zelfs video entertainment biedt, en gaan daarna weer gezellig een uurtje hobbelen. Het heeft blijkbaar rond Mvumi weer geregend. Jennie vroeg naar bed. Wat de nieuwe ruit van de auto betreft: hiervoor kan nog weinig geregeld worden, want ook in Dar es Salaam is zo'n ding niet voorradig dus nu moet het rechtstreeks van de fabrikant in Japan komen.
Woensdag 9/2
Meeste tijd blijven we rond het huis. Uit Dodoma voldoende kaarten meegenomen, we schrijven en lezen een poos. Tegen het eind van de middag lopen we naar een veld waar Jennie al eerder geweest is met Gerrit. Ineke en de kinderen gaan ook mee. Laten ons fotograferen bij een baobab. Gerrit probeert ons ervan te overtuigen, dat de boompjes die hij op regelmatige afstand tussen de gewassen heeft geplant, een positief effect op groei en kwaliteit hebben ("vergelijk dan die kleur!"). Het gaat daarbij om het binden van stikstof in de bodem. Verderop zien we een jonge vrouw met baby op de rug, die uit gras een touw vlecht, waarmee ze een grote last olifantsgras wil vervoeren. Gerrit en Ineke maken foto’s. Het blijft natuurlijk een vreemde zaak met al die westerlingen, maar Gerrit helpt haar althans nog met het optillen van de partij, die ze op haar hoofd wegdraagt. Langs het hek zie ik de dode genetkat, mogelijk een "large spotted genet", die er de afgelopen nacht door de nachtwakers overheen geslingerd is. ’s-Avonds komen Martha en Ilse op bezoek; o.a. de kwalijke reputatie van Nijmegen komt ter sprake, financiën, werkeloosheid, ook onder academici enz.
Donderdag 10/2
Worden ’s-ochtends uit bed geroepen door Ineke ("hodi!") omdat er weer houtsnijwerk te koop is. Kopen twee menselijke figuren, een landbouwer en een vrouw met kruik, nijlpaarden, zebra’s, een leeuwenpaar, luipaarden en een geïllustreerd welkomstbordje met de tekst Karibu (Welkom). Brengen weer kaarten weg naar het postkantoor. Jennie heeft last van maag, op de bank liggen brengt nog wel wat rust.
Lezen ter voorbereiding op onze safari vast wat in de gids van het Mikumi-park. Drinken koffie met Mamahawa, ook eigen speculaasjes erbij.
Vrijdag 11/2
Onze vertrekdag uit Mvumi. ’s-Ochtends alleen nog het schooltje bezocht, koffie en koek. Jennie beklimt met Ilse heuvel met uitzicht op het dorp, daar foto’s gemaakt.’s-Middags nog wat foto’s op het terras achter het huis. Wachten tot kinderen uit school komen. Daarna moet Gerrit reserveband laten plakken in Dodoma. Wij laten ons in met houtsnijders maar komen niet tot een vergelijk. Het hangt natuurlijk maar om een paar gulden.
Laat geworden: zullen meer dan een uur bij nacht op de snelweg zijn: onverlichte wrakken, we kruisen een regenbui: schitterende donkere luchten, een grote regenboog, laaghangende wolkenflarden en dan die grote open vlakte … Ondanks alle lyriek knijpen we hem toch wel. Rijden Morogoro aan de voet van de Uluguri Mountains tegemoet: een groot dal vol kleine lichtjes. Eten in Pizzeria Mama Pierina’s restaurant aan Station Road. Pizza met ham en kaas. Netjes: serveersters in uniform. Mama zelf zien we ook: een griekse oude dame met grijs haar en een eenvoudige jurk. Bijna alleen Europeanen: eten dan ook voor bijna een compleet Tanzaniaans maandsalaris: 7000 Sh.
Besluiten daar ook te slapen in de zogenaamde Annexe. Soort motel-stijl. Bedden netjes met ruime klamboe, schone douche en toilet. Wel muggen! Tijdelijk watergebrek, maar iemand komt een teiltje brengen. Jennie last van diarree. Horen Afrikaanse disco tot ca. 2 uur, om 3 uur een … (?) en om 4 uur Islamitische klaagzang.
Olifanten in Mikumi Park
Zaterdag 12/2
Om 6.30 uur op. Ontbijten uitgebreid. Daarna richting Mikumi Wild Park. Er gaat een goeie asfaltweg heen, dus dat is t.b.v. de toeristen al een groot voordeel. Raken al gauw enthousiast, zelfs onderweg al groot wild als zebra’s. Entree tamelijk rustiek houten hek met wat schedels. Beetje cowboysfeer. Volgen aan de hand van het boekje van Gerrit de route: gaan aanvankelijk west, buigen later af naar het noorden. Hele mooie vlakte omringd door bergen. Hier en daar nog laaghangende wolken. Zien eerst giraffe, want die steken het meest uit, later impala en olifant, ook veel gnoe. Zeg later op de dag nog: gnoe is een anagram van Egon.
Bijzondere ervaring. Alleen bij de hippopool vangen we bot: geen nijlpaard te bekennen … Schieten over de hele dag twee filmpjes vol. ’s-Middags bezoeken we de Mikumi Wildlife Lodge, een ook voor westerse begrippen goed hotel op schitterende locatie, heuvel uitkijkend op vallei met veel wild. Olifanten, eland enz. bijna naast je kamer. Zijn hier alleen voor het eten in zaal met magnifiek houten dak. Maaltijd is goed: roast beef, chicken. Daarna nog een tweede ronde door het park richting Vuma Hills. Zien bijna direct twee statige leeuwen. Rijden met open raam is erg lastig, want er zijn veel hinderlijke tse-tse vliegen. Gelukkig boren die eerst, dus voordat ze echt doorzetten heb je nog een kans. We slaan er diverse dood die vol zitten met bloed, dat in kleine sporen langs het raam druipt.
Na het park zuidwaarts richting Mikumi stad.Ging gerucht over een aangereden hippo, we zien niks daarvan.Drinken in Mikumi een soda, daarna weer naar Morogoro voor diner en overnachting.
Zondag 13/2
’s-Ochtends ontbeten bij "Mama". Met Gerrit naar het busstation. Hij brengt ons naar de bus voor Dar en regelt gelijk met een van de busbegeleiders een taxi voor onze aankomst. De rit gaat voorspoedig, enkele stops, maar in Dar raken we eerst verzeild op de markt, waar ladingen vruchten en houtskool uit de bus geladen worden. Kennelijk moet men ook nog even over de prijs onderhandelen. Een drukte van belang. Passeren weer talloze bedrijven, ook veel guest houses. We lopen vast in een nauwe straat, vermoedelijk niet ver van het busstation. Meteen staan daar twee taxi’s. Onze busbegeleider is zo vriendelijk – Jennie zegt: Gerrit heeft hem daarvoor waarschijnlijk betaald – mee te rijden naar het Skyway Hotel. Goeie rit en niet duur (1500 Tsh, gooien er voor de begeleider nog eens 500 bovenop, d.w.z. f. 2,00). Passeren onder andere het kantoor van luchtvaartmaatschappij Air France en de National Central Library.
Hotel netjes, met airco. Nemen een double room met douche en toilet, uitzicht op Ohio Street. Op het registratieformulier zet ik: arrived from: Morogoro, destination: Zanzibar. Eten in het restaurant van het hotel. Grappige ober, de ruimte zelf een beetje sfeerloos: kale houten tafels en stoelen, doorgang naar de bar afgescheiden met glas en vitrage. Maaltijd is o.k.! Daarna lopen we de korte afstand naar de haven, waar zich ook kantoren bevinden voor de schepen naar Zanzibar. Worden meer dan enthousiast ontvangen door de jongens van de hydroferry of draagvleugelboot ("Holland? Amsterdam, Rotterdam"), die ons bezweren nu vast een kaartje te kopen voor de afvaart van morgen. Wij vergelijken liever nog even maar er blijken ook wel voordelen bv. de snelle overtocht in 70 minuten met "a minimum of tossing". We kopen, maar voelen ons later toch weer overdonderd, zeker nadat een van de twee me vroeg: "you have something for a drink for giving you good information?" en in plaats van 50 Tsh er 100 verlangde (is ca. veertig cent).
Wandelen langs de haven. Benauwde hitte!. Buigen af langs State House. Verderop bezoeken we National Museum: over voorlopers van de mensheid, op eerste verdieping kleine expo Arabische vondsten, chinees aardewerk, en wat over slavenhandel. Kopen een prentbriefkaart.
’s-Avonds besluiten we in het Kilimanjaro-hotel te gaan dineren en willen er via de haven heenlopen. Nemen onze tassen, fototas en reistas, mee. We zitten nog maar net op een laag muurtje over de haven uit te kijken als plots uit het donker twee kerels verschijnen die het op Jennie’s tas gemunt hebben. Jennie houdt stevig vast en we zetten het op een lopen: met een paar sprongen kunnen we weer op straat staan in het licht. Jennie roept me na. Ik keer weer om en met wat hard vloeken en duwen slaan we ze van ons af. Lopen met stevige pas weer terug naar het Skyway, inspecteren onze bagage. Ik ben gevallen met de fototas maar de apparatuur is niet beschadigd. Van Jennie’s tas is de draagriem kapot getrokken. Geven de spullen af bij de balie en wandelen via een ander straatje naar Kilimanjaro. Met lift naar het Summit Restaurant. Eten er een goede maaltijd, drinken ananassap erbij. Bibberen nog wat na van de overval. Uitzicht grandioos: lichtjes van de haven van Dar. Nog enige consternatie omdat onze shillings niet toereikend zijn en dollars niet geaccepteerd worden, wat vreemd is voor zo’n hotel van internationale allure. Gelukkig kan ik in de lounge – notabene zonder paspoort – geld wisselen.
Maandag 14/2
Staan bijtijds op en nuttigen het typische toeristenontbijt: witbrood met boter, beetje jam erbij. Laten ons met een taxi naar de haven rijden: een krappe drie of vier minuten, maar met koffer en tassen toch niet echt praktisch te voet. Kost 1000 Sh., wat verhoudingsgewijs duur is, maar allez … dat kennen we nu onderhand wel. Wachten nog een half uur op de hydroferry. Scheep de begeleider af met klein geld. Vanachter de gordijnen goed uitzicht op de haven, later op de Tanzaniaanse kust en een passerende dhow. Na een uur of zo komt Zanzibar in beeld. Jennie roept me aan dek als we langs wat kleinere eilanden varen. Op een ervan een oude witte vuurtoren, verder totaal begroeid met palmen. In de haven weer de bekende chaos, allerlei mannen met mutsen die roepen: ‘this way", toeterende taxi’s enz. Vullen op een muurtje de registratieformulieren in en geven ze af in een kleine houten barak.
Weer zo’n begeleider, deze rijdt een royale bus dus genoeg ruimte voor onze bagage. Komen aan bij de Karibu Inn. Stenen vloer, witgepleisterde muren, houten luiken. Dit keer geef ik zelf maar een fooi voor de geleverde service. De receptionist van het hotel toont ons verschillende kamers, wij nemen uiteindelijk een triple zonder zeezicht, uitzicht is op een merkwaardige binnenplaats met een palm. Een aardig aspect is het hurktoilet op de gang. Jennie zegt: "Öch, op zich is het nog hygiënischer ook". Later zal een oudere baas achter de balie zeggen: "als je de volgende keer terugkomt hebben we in het hele hotel toiletten".
We lopen op goed geluk wat door de stad en dwalen al snel door de fameuze Stone Town. Heel veel smalle straten en curieuze doorkijkjes. Overgrote meerderheid hier is moslim ; passeren diverse moskeeën, hoor ook een jongen die blijkbaar verzen opzegt. Hoge huizen, zodat er alleen midden op de dag wat licht onderin op straat komt. Belanden uiteindelijk op de markt waar het natuurlijk weer erg druk is. Aan één zijde allemaal kleine winkels. Kopen er Turkse importcrackers, merk "Ulker Krim Kraker", maar men weigert ons op verschillende plaatsen frisdrank te verkopen, die notabene wel in grote hoeveelheden aangevoerd wordt. Heeft blijkbaar te maken met de Ramadan – maar kunnen ons nauwelijks voorstellen dat de locale bevolking naast voedsel ook geen drank tot zich neemt! Cave Restaurant, vlakbij de oceaan. Entree bepaald niet uitnodigend : een duister fietsenhok. De rest valt mee. Ik eet er een omelette Espagniol. Daarna siësta in het hotel.
Zanzibar: House of Wonders in Stone Town
’s-Middags weer op stap. Koop bij balie een stadskaart. Praten even met de oudere receptionist o.a. over Ramadan en de tijd dat de Russen hier min-of-meer de dienst uitmaakten en religie verboden werd. Krijgen onder het wandelen weer enkele tours aangeboden, maar zeggen nu steeds dat we al via hotel geboekt hebben. Jennie gaat pootje baden. Al snel komen we weer op onze oude route en steken nu de markt over richting Michenzani, waar de beruchte Oostduitse flats staan. Werpen een korte blik daarop, dan weer richting Stone Town. Eten dit keer in het Fisherman’s Restaurant naast de Stone Town Inn.
Franstaligen en Duitsers naast ons. Bestellen geen vis, maar soep en hamburger. Beide blijken sterk gekruid. Geen wonder: Zanzibar geldt als spice-eiland. Daarna door duister naar hotel dat gelukkig vlakbij ligt. Koop later op de avond nog een fles bronwater, water uit de Gulfa Spring, Masfut, Ajman, V.A.E. Over exotisch gesproken.
Dinsdag 15/2
’s-Ochtends ontbijten we in het hotel in een koele ruimte met zoals overal dikke muren. Er is thee of oploskoffie, witbrood, boter en jam en vooral veel fruit: herkennen mango, watermeloen, banaan, ananas, waarschijnlijk ook avocado. Eten van het merendeel. Dan op stap. Bezoeken eerst een tour-operator, Mr Chemah, en informeren naar de Spice tour, East coast en Prison Island. Vooral dat laatste heeft voor Jennie een haast magische klank. Mr C. heeft een goed verhaal en een kaart met gekleurde pinnetjes van zijn trips. Zijn prijzen zijn echter aan de hoge kant! We wandelen maar eens verder langs de haven. Spreken twee noorse meisjes die ons proberen te interesseren voor hun eigen trip naar Prison Island. Zij delen al de kosten met enkele Nieuw-Zeelanders. Het klinkt goed, maar we komen er niet achter, wie hun "tour-leider"nou is. Kennelijk is hij ook niet op tijd komen opdagen. We wimpelen af, want we willen eigenlijk naar Fuji Beach. Via Stone Town naar de markt. Vinden na wat heen en weer lopen en vragen een bus, een echte talladalla, die ons erheen kan brengen, slechts 180 Sh. voor ons tweeën. Wel even ruimte maken voor de medepassagiers. Gelukkig zijn de mensen erg inschikkelijk; onderweg ook wat giechelende schoolmeisjes. Stoppen bij het Bububu Guest House en wandelen de route die ons reisgidsje noemt. Het is ongeveer tien uur ’s-ochtends en er is nauwelijks een mens te bekennen. Het strand valt tegen: het is wat ongeordend en we zien zeewier of algen. Een kleine bar die blijkbaar nét opent. We lopen noordwaarts, de kust wordt rotsachtig. Merkwaardig zachte steensoort die uitgesleten is, putjes in de rotsen waar water achterblijft en krabben hun hol hebben. Lopen misschien 2 of 3 kilometer over stenen. Halverwege een grote ruïne. Zien er uit het niets een blanke verschijnen die zegt dat ’t het paleis van een handelaar was, die door de sultan verjaagd werd. Er hangt een wat merkwaardige sfeer.
Komen tenslotte bij een zandstrand met verspreide witte huisjes of bungalows en een houten steiger die een eind de zee in steekt. Zoeken daar een plekje in het zand. Het dringt geleidelijk tot ons door, dat dit een exclusief vakantieverblijf moet zijn, waar ze eigenlijk niet zitten te wachten op toevallig binnenvallende toeristen van ons kaliber. Koop er desondanks wat flesjes fris en we maken gebruik van de hoge steiger om even in de oceaan – of meer accuraat het Zanzibar Channel – te zwemmen. Jennie slipt nog bijna op de onderste treden. Nog wat op het strand en dan op zoek naar de uitgang. Heel mooie parkachtige aanleg, zwembad, schietbanen enz. De receptionist groet ons vriendelijk vanuit zijn barak en ik denk: "blijven lachen en doorlopen net als toen in Oost-Berlijn!". Komen op een lang zandpad dwars door de bush, taxi’s passeren. Naar de borden te oordelen is dit het terrein van Mawimbini, een van de duurste van het eiland (ons duitse gidsje noemt: Doppelzimmer 220 US dollar). Heet en droog! Komen uiteindelijk weer op de asfaltweg en lopen een tijdlang zuidwaarts, richting stad. Houden tenslotte een taxi aan die ons het laatste stukje naar Fuji terugbrengt. Daar is de situatie ongewijzigd. Drinken wat fris en lopen nog even het strand op, ik schiet nog een stukje film onder andere van een arriverende outrigger, zo’n zeilboot met drijvers. Dan drinken we nog wat in de snackbar, wisselgeld blijft voortdurend een probleem. Zie er nu ook een foto van de japanse berg Mount Fuji die het strand zijn naam gaf. Nou ja, het was er wel aangenaam – wat warm en drukkend – maar we snappen toch niet goed waar dit strand zijn faam aan te danken heeft. Met de bus terug.
Frissen ons op. ’s-Avonds gaan we eropuit om Hotel International te vinden, waar we nog vrij snel in slagen. Eten er een goede fruitsalade, pepper-steak en roasted duck. De gevel in chalet-stijl van het hotel is hoog en fel verlicht wat in de smalle straat een opvallend effect geeft. Door donker terug vinden we wel snel de markt maar bij het opnieuw insteken raken we toch de weg kwijt; een passant helpt ons en is haast terughoudend als we hem wat geld geven.
woensdag 16/2
’s-Nachts raast de storm over Zanzibar. Ik zeg dat dat ook een boektitel is, maar zou zo snel niet weten van wie … De stroom valt uit, daarmee ook de fan. Vervelend. Een jongen brengt gaslampen rond, maar Jennie had gelukkig een zaklantaarn mee.
’s-Ochtends is het nog steeds winderig, de zee is tamelijk ruw. We stellen de geboekte trip naar Prison Island nog maar een dag uit. Misschien morgen beter? Lopen naar de markt in de hoop dat zich een chauffeur aandient. Lijkt nu wel of ze proberen ons te ontwijken! Na enige tijd hebben we toch succes. Een chauffeur biedt aan, ons voor 20.000 heen en terug naar Bwejuu aan de oostkust te vervoeren. Rijden via Fuoni en Tunguu naar Pete. Merendeels dichtbegroeid tot aan de weg. Aan de rand van het Jozani Forest stoppen we even langs de route, want er zijn wat Red Colobus apen gezien. In no-time staat er een hele groep te fotograferen. Zelf schiet ik ook een stukje film. Buitengewoon toeval – of is dit een vaste voederplaats ten behoeve van de toeristen? Onze chauffeur stopt een oudere man in vodden wat geld toe..
Onderweg vertelt hij onder andere over benzinetekorten en dat hij nu op de zwarte markt moet kopen. Slechte weg vanaf Kitogani, veel kleine hobbels, een four-wheel drive was beter geweest.
In Bwejuu stoppen we bij de Palm Beach Inn en bestellen een maaltijd. Dan wandelen we zuidwaarts over het strand. Motregen, ook nu is het weer laag water en trouwens ook bij hoog water zijn de diepten niet extreem, je zou zo in de blubber landen. Wel zien we nu veel grote en gedraaide schelpen, Jennie neemt ook een close-up van een grote krab bij zijn zandgaatje. Vrouwen en kinderen graven in de modder, blijkbaar op zoek naar zeedieren. We fotograferen een klein meisje met een schaal op haar hoofd. Om één uur zijn we weer terug in het restaurant. We kijken even uit over de lagune en onze chauffeur zegt dat je voor duiken en vissen inderdaad naar buiten moet. Eten een vismaaltijd, een flinke gele vis, goed bereid, weinig last van graten. Onze chauffeur houdt Ramadan.
Op de terugweg vertelt hij honderduit over de gewassen, zoals de mango-bomen. Jennie vraagt of we niet bij Tunguu af kunnen buigen en dan via Dunga naar de stad teruggaan. Zo komen we ook nog langs de Dunga Ruins, blijkbaar ook al het paleis van een sultan. De plaatselijke conservator toont ons wat kapotte ruimten met Oosterse bogen en een ondergrondse opslagplaats. De chauffeur koopt onderweg fruit op verschillende plaatsen. Later begrijpen we waarom: hij geeft ze af bij zijn zuster, die precies langs de route woont. Worden uiteindelijk weer op de markt afgezet. Geven de man 50 US dollar, ook voor onze begrippen een hoop geld, maar het was best de moeite waard.
’s-Avonds wandelen we langs het water tot achter het Africa House hotel. Veel westerlingen op het dakterras. Hebben daar mooi uitzicht over de oceaan, maar door laaghangende wolken geen goede zonsondergang. Kijken hoe een paar jongens hun buitenboordmotor aan land brengen, dan hun boot een eindje uit de kust afmeren en met een kleiner bootje terug varen. Gaan weer naar het Cave Restaurant en bestellen er spaghetti. Kopen in het hotel nog wat chocola en praten met een duits stel over restaurants en hotelaccomodaties.
Donderdag 17/2
’s-Ochtends tickets kopen voor de retourvaart, gaan gelijk door naar Immigration Office voor de haventax. Kopen snoep en brood, wandelen over de markt. Zien "onze"chauffeur, die groet, op de overdekte markt met vlees, vis, fruit (voornamelijk groene en gele banaan) en zien een hotelmedewerker. Langs Anglican Cathedral. Jennie meest geïnteresseerd in het orgel met vogeltjes erin, kruisweg in het Swahili, Livingstone Cross. Lopen weer terug naar het hotel en als snel komt een kletsnatte jongen ons ophalen. Jennie zegt: je kan wel zien, dat jij ons op kom halen voor de boot! Aan boord al twee Belgische dames, die nog even aarzelen met betrekking tot de overtocht. De zee is wat onstuimig en het is maar een kleine onoverdekte sloep. Eenmaal op gang valt het wel weer mee en we genieten van het uitzicht. Een van de dames is goed bekend met Gerrit’s directeur Teun B.! Leggen bijna gelijk met een ander, groot gezelschap aan op het strand van Prison Island, of Kibandigo Island. Er is een piepklein kantoortje, waar je de entree kunt voldoen, verderop wat gastenverblijven en een hoofdgebouw met een statige trap.
In de tuin zien we direct drie reuzeschildpadden. De Belgische dames gaan ze voeren. We lopen rond het eiland, diverse ruïnes, in een ervan restanten van oude machines. Waarvoor het allemaal gediend heeft? Filmen onderweg een schildpad, Jennie gaat er zelfs even op zitten. Aan het eind van de wandeling gelegenheid voor strandbezoek. "Lunch" op water en brood. Het is mooi helder weer, echt paradijselijke sfeer van tropisch eiland. Jennie gaat een eindje in zee snorkelen en vindt al snel koraal, zeesterren en vissen. Ik werp ook een korte blik onder water. Drinken coke en Heineken. Moeten te snel naar onze zin weer terug, want onze medereizigsters willen om vier uur al weer van Zanzibar af.
Wij gaan terug naar de Karibu Inn en nemen een uitgebreide douche. Daarna willen we nog het museum bezoeken aan het eind van Creek Road, maar dat is om onduidelijke redenen gesloten. De portier of waker ligt te slapen op de veranda. Wandelen dan maar richting zee, kijken even in het Africa House binnen, ook hier grote statige trappen, boven alle doorgangen dierschedels. Hadden daar graag gedineerd, maar het tafeldekken is nog maar net begonnen. Eten in plaats daarvan bij Camlurs. Kijken buiten nog even naar de sterren. Ik herken sterrenbeeld Orion recht boven onze hoofden, waar het in Nederland nooit te zien is.
==============================================================