Jacob van Sluis, Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland 11 (2000): 186-187.
|
|
Petrus Camper is de belangrijkste Nederlandse anatoom in de tweede helft van de achttiende eeuw. Voorts was hij een begaafd tekenaar, docent filosofie aan het begin van zijn loopbaan en actief politicus in de woelige patriottentijd aan het einde van zijn carrière. Een moderne biografie van zijn kleurrijke persoonlijkheid wordt dan ook node gemist. Dit boek, dat een ingrijpende bewerking is van de dissertatie van de auteur (The anthropology of Petrus Camper (1722-1789), 1992), concentreert zich op Camper als anatoom. Centraal staat Campers these van de zogenaamde gelaatshoek ('facial angle'). Bij het menselijk gezichtsprofile kunnen denkbeeldige lijnen getrokken worden langs gefixeerde punten, de een voor het voorhoofd langs en de ander onder de kin naar het achterhoofdsgat. De hoek tussen beide lijnen kan bij de vershcillende menstypen en rassen variëren; in de ideologisch getinte rassentheorieën is deze gelaatshoek voor een objectieve maatstaf gehouden om de minderwaardigheid van rassen met een te schuine gelaatslijn te kunnen aantonen. In dit boek wordt deze theorie van Camper in de juiste historische context teruggezet. Daarbij houdt de auteur nauwelijks haar eigen agenda verborgen en wil ze de politieke correctheid van Camper hieromtrent aantonen. Al in het begin geeft ze haar conclusie prijs: "our findings make a case for Camper's genuine egalitarianism. The facial angle thesis was an explanatory device for the physical variety of humanity. Camper's insistence on the naturalness of foreign physiognomies was his indirect way of proving the equal worth of the Creator's multiple people" (p. 5-6). Want Camper was ronduit een empiricus. Hij was geschoold in de traditie van Newtoniaanse filosofie ('de proefondervindelijke wijsbegeerte') en juist door de combinatie met het tekenen kon hij scherp observeren. Dat hij de filosofie als discipline liet schieten was kenmerkend voor hem: hij was een man van de praktijk en liet vanuit alle werelddelen kadavers overkomen om deze te determineren. De 18de eeuw geeft de opkomst te zien van de vergelijkende anatomie, denk bijvoorbeeld aan Linnaeus. In een later stadium, omstreeks de eeuwwisseling, kwamen de theorieën die alle anatomische verschillen en overeenkomsten wilden verklaren: Buffon, Cuvier, Lamarck, Darwin. "The Chain of Being and Lavaterian physiognomy should not be applied to the original facial angle theory" (p. 172). Camper staat in de eerdere praktische fase van de vergelijkende anatomie, en niet in de latere theoretische fase. Dat weet Meijer overtuigend aan te tonen. Minder overtuigend is haar these "that Camper's religious beliefs greatly accounted for his egalitarianism" (p. 181, cf 179), slechts onderbouwd met zijn beroep op "the truth of monogenism, the common descent of all races from Adam and Eve" (p. 81). Zelf geloof ik dat Campers religiusiteit meer naar het dïsme neigde dan dat het bijbels geïnspireerd was. Waartoe diende dan de gelaatshoek voor Camper? Hij wenste niet meer dan een overstap van de anatomie naar een waarheidsgetrouwe afbeelding. Voor hem als begenadigd tekenaar was de gelaatshoek ook en hulpmiddel of letterlijk een hulplijn voor het tekenen van menselijke gezichten. De empirische antropologie leidde tot een praktische vaardigheid, geheel los van esthetische bespiegelingen. Dat maakt dat aesthetics als tweede hoofdterm in de titel van deze studie meer verwachtingen wekt dan geboden kan worden. Over esthetica heeft Camper nauwelijks geschreven. Het in handschrift bewaard gebleven Oratio de pulchro (1766) wordt door Meijer wel genoemd (p. 237), maar nauwelijks benut. Vanuit theoretisch oogpunt valt deze rede overigens tegen: het is een vroom getoonzette lofrede af op de harmonieuze verscheidenheid in de schepping, zowel op het niveau van de macrokosmos als op dat van de microkosmos. Eerder had hij dit gedaan in zijn Oratio de mundo optimo (1751). Een echte filosoof is Camper nooit geweest, wel een goed waarnemer, zoals ook weer blijkt uit deze verdienstelijke studie. Het boek is weliswaar duur, maar fraai uitgevoerd en voorzien van vele goed verzorgde reproducties. Jacob van Sluis, Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland 11 (2000): 186-187.
[ Dr. Meijer's Résumé ] [ CV in MS Word XP 2002 ] [ CV in plain/simple text ] [ CV in PDF ] |